Loenen-Abcoude 12/07/98
Utrecht-NW 23-12-01
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Kunnen jullie je voorstellen, jongens en meisjes, dat er mensen zijn die hun verjaardag niet vieren? Nee, niet mensen in een ver land, waar niemand ooit zijn verjaardag viert, maar mensen hier in Nederland. En je verjaardag niet vieren: geen cadeautjes, geen feest, geen muts, geen lievelingseten, niks. Nou, dan moet er wel wat aan de hand zijn. Waarom zou je je verjaardag nou niet vieren?
Misschien kunnen jullie wel wat verzinnen. Waarom zou iemand nou haar verjaardag niet willen vieren? Ja, als je heel verdrietig bent, dan is een feest niet leuk. Dus misschien als er iemand gestorven is van wie je heel veel houdt. Ja, dan sla je je verjaardag over. Of als je iets heel ergs overkomen is, zoals Job, daarnet. Job was zelfs zo boos dat-ie zei: was ik maar nooit geboren; wat een ellende.
Maar gelukkig zijn dat soort dingen niet normaal. Anders, als je jarig bent, dan ben je blij, vier je feest. Toch? En dat moet je vooral ook doen. Vieren dat je een jaar ouder geworden bent. Vieren dat je er bent, dat je leven mag. Vieren dat je allerlei mensen van wie je houdt al weer een jaar langer kennen mag. Vieren dat de Here Jezus ook van jou houdt, nog steeds, weer een jaar langer. Dat zijn allemaal geen kleinigheden. Daar moet je als het even kan wel bij stil staan.
Vieren dat je er bent, dat je leven mag, zei ik net. Dat is het eigenlijk waar het bij je verjaardag om gaat, nietwaar? Dat je een jaar ouder geworden bent, dat is alleen maar iets om blij mee te zijn als je graag groot wilt worden. Maar wat blijft, bij alle verjaardagen van je leven, is dat je blij mag zijn dat jij, jij zelf, hoogst persoonlijk, er bent, dat jij hier leven mag, dat God, dat de Here Jezus je dat geeft.
Ja, en daar noem ik vanmorgen eens expres de Here Jezus bij. Want de Here Jezus heeft alles met onze verjaardagen te maken. Dat Hij er is, en voor ons ontvangen en geboren is, geleefd heeft, gestorven en opgestaan is, dat maakt het pas echt de moeite waard om jarig te zijn. Wij mogen blij zijn dat we er zijn, dat we leven mogen, uiteindelijk omdat Hij gekomen is, ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, gekomen is voor ons. Laten we zo vanmorgen eens nadenken over wat we belijden in deze catechismuszondag: Omdat de Here Jezus gekomen is voor ons, mogen wij blij zijn dat we er zijn, ondanks hoe wij zijn, ondanks wat wij doen en ondanks wat ons overkomt.
Misschien vindt u het wel vreemd, dat ik bij deze zondag zomaar met onze verjaardagen begin. In de catechismus gaat het hier over 'mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben', en we zijn sowieso gewend om de Here Jezus vooral met onze zonden in verband te brengen. En dat moet ook. Alleen: we moeten het daar niet bij laten. De Here Jezus heeft met heel ons leven te maken, ook met onze verjaardagen, ook met de betekenis van ons bestaan, of dat zin heeft, of niet
Ook dus met dat vreemde, dat dubbele, dat ingewikkelde wat je tegenwoordig zo goed proeven kunt bij de mensen om je heen, en misschien ook wel voelen kunt in je eigen leven. Ik bedoel dat dubbele van een uitstraling hebben van: ik mag er wezen, hoor! pas op, ik ben er ook nog! En tegelijk ontevreden zijn over jezelf, over je uiterlijk, over je baan, over je mogelijkheden, over je karakter. Een of ander afslankboek staat wekenlang in de top tien bij de boekhandel, en als je sommige mensen moet geloven zouden we er het beste aan doen om allemaal geregeld in therapie te gaan.
Ondanks alle zelfverzekerdheid zijn we eindeloos bezig met zoeken naar bevestiging, naar mensen die zeggen: jo, dat was goed! Wat ben ik blij dat je er bent! Mensen die zeggen: als ik jou niet had! We willen goede cijfers, positieve evaluaties, en zo voort. Anders worden we onzeker, en zomaar ook ziek, depressief en negatief. Het is één van de grote redenen waarom we ons in de kerk bij oude formulieren en oude belijdenissen soms minder op ons gemak voelen: al dat praten over zonde en schuld: alsof we altijd alles verkeerd doen! Je wordt er helemaal niet goed van. Al doe je nog zo je best, nooit eens een complimentje namens God.
Intussen wijst heel die overgevoeligheid er op dat we maar al te vaak helemaal niet zo zeker ervan zijn dat wij er echt mogen wezen. We hebben er zelf onze twijfels over of wij eigenlijk wel zo goed zijn als we ons graag voordoen, en of het allemaal wel iets betekent, of wij wel iets betekenen. Zelfs als je in de ogen van de mensen geslaagd bent in het leven is daar zomaar die diepe vraag: is het me uiteindelijk toch niet overkomen? En wat betekent het nu eigenlijk in groter perspectief. Als werd je president van Amerika, wat betekent dat nu eigenlijk in wereldproporties, in de proporties van de wereldgeschiedenis? En ben je juist op zo'n post ook niet een speelbal van allerlei grote krachten en ontwikkelingen?
Ik weet niet hoe het u vergaat, wanneer u met elkaar of met anderen spreekt. Misschien hebt u het ook wel nooit over zulke dingen. Maar mij valt het regelmatig op hoe verschrikkelijk veel mensen, ook in de kerk, leven met een diepe vraag, soms met een diepe angst in hun leven: mag ik er werkelijk zijn? positief zijn? voor wie beteken ik nu iets, alleen al door wie ik ben? Zelfs mét mijn slechte eigenschappen en karaktertrekken, mét mijn tekorten, m'n onmogelijkheden? Kijk, we houden niet van negatieve woorden als zonde en schuld, laat staan erfzonde en erfschuld, de zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, al die begrippen geven ons zomaar het gevoel van gevangen te zitten in het leven. Maar ook al laat je al die woorden weg, daarmee gaat de zaak nog niet weg, waar het in die woorden om gaat, de zaak van dat het maar de vraag is of wij er wel mogen zijn, positief er mogen zijn, zolang we naar onszelf kijken. De zaak van dat er werkelijk iets heel slechts in ons huist, bij al het goede. De zaak dat wij aan ons eigen leven geen betekenis kunnen geven. Als je naar jezelf kijkt, zoals je bent, heb je dan wérkelijk wel reden om je verjaardag te vieren. Is het werkelijk, tenslotte, de moeite waard om te vieren dat jij er bent, dat jij leeft?
Nou, dan leert deze zondag 14 ons om wat wij geloven van de Here Jezus ook hier op toe te passen. Er is uiteindelijk maar één werkelijk bewijs dat het de moeite waard is om te vieren dat jij er bent, en dat is de ontvangenis en geboorte van de Here Jezus voor jou. Let op, het gaat niet over de ontvangenis en geboorte van de Here Jezus op zich. Die bestaat helemaal niet. Dat de Zoon van God, de eeuwige, de levende, gekomen is, mens geworden is, werkelijk mens, dat staat niet op zichzelf, dat is bewust en expres helemaal voor ons gebeurd. Hij spreekt er ons mee aan. Hij roept het ons toe: zoals jij bent, van geboorte, ben je inderdaad niet goed en groot en sterk. Als je het gevoel hebt dat er een diep duister gat in je leven zit, waar je zomaar in verdwijnen kunt, dat je balanceert op de rand van de afgrond, dan heb je groot gelijk. Maar met alles er op en eraan, werkelijk zoals je geboren bent, zo houd Ik van je, zo wil Ik jou hebben, jou aannemen, en al het slechte van jou overnemen. Kijk maar: voor jou ben Ik gekomen, ontvangen, geboren, van het begin van je leven af aan kom Ik het met je delen. Wees blij dat jij leeft, omdat Ik van je houd.
Als wij teruggaan in ons leven, terug naar onze oorsprong, waar wij vandaan komen, dan vinden we daar altijd de Here Jezus terug. Wij zijn niet maar een toevallig product, gevolg van een samenloop van omstandigheden, van een zaadcel en een eicel, en dan punt. Wij zijn niet maar op deze wereld gedropt, in de wereld geworpen, gesmeten zou je soms haast zeggen, zonder uiteindelijk zin en betekenis. We zijn allemaal door God gemaakt, en we zijn allemaal door de Here Jezus geheiligd, gewijd, in een betekenis-verband, in een liefdesband geplaatst. Dat laatste, dat is net zo belangrijk als het eerste, dat we door God geschapen zijn. Want we zien er aan dat God ons in liefde geschapen heeft. Niet als brandhout voor de hel, niet als kannonnenvlees, niet als toevallige passanten, maar als mensen om van te houden. Dat zie je definitief en nergens beter dan daarin, dat de Here Jezus juist voor ons, heel persoonlijk voor ons, net als wij is ontvangen en geboren. Daarom, inderdaad, mogen wij onze verjaardagen vieren, blij zijn dat we er zijn, rechtop lopen, en vrij adem halen in de ruimte van de schepping.
En dat, ook ondanks wat wij doen. Doen van het begin van ons leven af aan. Daar moeten we ook bij het overdenken van de ontvangenis en geboorte van de Here Jezus niet aan voorbijgaan. Want het helpt ons, om ons te verwonderen over wat helemaal niet vanzelfsprekend is. Wat is nu eigenlijk het grootste wonder van de ontvangenis en geboorte van de Here Jezus? Dat leert de catechismus ons eigenlijk vanzelf, door de woordkeus en de opbouw van de antwoorden. Het grootste wonder is niet dat er eens een maagd zwanger werd zonder gemeenschap te hebben met een man. Dat noemt zondag 14 eigenlijk alleen maar, zo in het voorbijgaan. Het is belangrijk, maar het gaat er niet om. Het is een wonder dat ergens vanzelfsprekend meekomt in het spoor van dat andere, het echte, het heel onvoorstelbaar grote wonder. Dat namelijk de eeuwige Zoon van God zelf, die echt en eeuwig God is en blijft, mens geworden is, om zo onze Middelaar te zijn.
En dat ondanks het feit dat het bij ons gaat om mensen die allemaal moeten zeggen: mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben. En dat betekent: mijn zonde, van het begin af aan, zoals die werkelijk uit mijzelf voortkomt. Mijn zonde, zoals ik die maar niet geleerd heb van anderen, door een slecht voorbeeld of zo, maar zoals ik die zelf verzonnen heb, uit mijzelf.
Mijn, dat kleine woordje is hier onvoorstelbaar belangrijk. God leert ons, de Here Jezus leert ons om heel eerlijk te zijn over onszelf. Natuurlijk, zo'n zondag als deze zet ons op het spoor om terug te kijken in ons leven, terug tot op onze geboorte. Alles van toen af, wordt door de Here Jezus verzoend. Maar dat terugkijken mag bij de Here Jezus geen smoes worden, zoals het dat onder ons zo vaak wordt. Ja, ik ben nu eenmaal zo, zeggen we dan. Of: ja, kijk eens, mijn ouders zus, mijn vrienden zo, ze hebben het mij ook niet geleerd. Zo ben ik nu eenmaal geworden. Kijk, als je het ons zo op de man af vraagt, of je leert zondigen door het van anderen na te doen, of doordat anderen je ertoe pressen, nou, dan zeggen we nee. Misschien herinneren we ons zelfs nog wel dat er ergens in de geloofsbelijdenis (art. 15) staat: Daarom verwerpen wij de dwaling van de pelagianen, die zeggen dat de zonde slechts uit navolging ontstaat. Maar in de praktijk van ons leven gedragen we ons vaak wel zo, alsof kinderen goed geboren worden en de slechte dingen alleen maar overnemen van anderen. En dan zeggen we niet meer mijn zonde, maar dan komen er de smoesjes, van: ja, maar, hij, ja, maar, zij.
Maar dat is onzin. Wat anderen doen is nooit een smoes voor ons. Er is altijd ook iets van ons in: onzuivere reactie, slechtheid van binnen uit. Niemand hoeft zijn kinderen te leren om iets slechts te doen. Dát gaat vanzelf. En dat blijkt dan ook. Je kunt echt geen verjaardag vieren, zelfs je eerste verjaardag niet, of je kunt terugzien, ook op slechte dingen in je leven. En dáár gaat het hier maar om: mijn zonde. En dan toch je verjaardag vieren, dat kan alleen in de naam van de Here Jezus. En dat is heel wonderlijk. Dat spreekt helemaal niet vanzelf. Je mag blij zijn dat je er bent, blij zijn dat je leeft, ondanks al die keren dat je mijn zonde hebt moeten zeggen, alleen maar dank zij dat wonderlijke, dat de Zoon van God zelf, echt en eeuwig God, niet was zoals wij zijn, dat Hij niet heeft gezegd: stik dan maar in je kwaad, maar gekomen is, ontvangen, geboren, van het begin van ons leven aan ons bestaan heeft gedeeld, om het te verzoenen.
En dan tenslotte: omdat Hij gekomen is, mogen we blij zijn dat we er zijn, ondanks wat ons overkomt. Ik ga hier maar heel kort iets over zeggen, en wil er ook heel terughoudend over zijn. Want het gaat hier over heel tere dingen. We hebben in het boek Job gelezen, hoe Job zijn geboortedag vervloekte. En ik denk, we kunnen ons er wat bij voorstellen. Als je overkomt wat Job overkomen is, al was het maar de helft, al was het maar een deel, dan valt het te begrijpen dat je zegt: wat een ellende, was ik maar nooit geboren. En als we denken aan zoveel mensen die lijden, die geleden hebben, mensen die misbruikt zijn, die nooit of nooit werkelijk hun verjaardag zullen vieren omdat ze niet meer in staat zijn om echt blij te zijn met zichzelf, met hun misbruikte en verkrachte leven, mensen die hun leven hebben zien afbranden, samen met hun huis en hun goed, samen met hun geliefden in oorlog en onderdrukking - wat gaan we dan zeggen? Lopen daarbij niet al onze woorden leeg, tot hol gepraat?
Ja zeker. Daar lopen al je woorden bij leeg. Er is niemand die zich dat meer gerealiseerd heeft dan God zelf. Bij het zien van de intense puinhoop die wij hier van het leven gemaakt hebben heeft Hij niet maar woorden gesproken. Voor woorden koop je niets, al zijn het de mooiste woorden van vergeving en de fraaiste beloften van nieuw leven. Leeg gepraat, woorden, woorden, en verder niets, dat laat de echte God over aan de afgoden, van de piepende en mompelende geesten van vroeger tot aan de alleen maar sprekende Allah van de Islam. De echte God heeft genoeg leven, en heeft het hart, het lef, om zelf te komen, en niet maar woorden te spreken maar ons op te zoeken en iets te doen. Als alles kapot is in je leven en je nergens meer blij mee kunt zijn mag je je tenminste herinneren dat de eeuwige Zoon van God mens is geworden voor jou, niet alleen maar om je zonde, maar ook om je ellende, om werkelijk bij je te zijn met een echte arm om je schouder. Zoveel ben jij God waard.
Verder moeten we daar maar heel stil bij worden. Stil voor lijden wat we niet begrijpen. Stil, niet maar bij een kribbe, maar ook bij een kruis, dat we nog veel minder begrijpen. In die stilte mag je uithuilen en tot rust komen, en al iets merken van diezelfde arm, diezelfde hand die eens alle tranen van ogen zal afdrogen. Kun je misschien toch weer de energie vinden om je verjaardag te vieren. Al is het maar omdat het weer één jaar minder is tot op die dag. Maar stil. God houdt niet van vrome woorden en meer niet. Hij doet liever iets. We mogen blij zijn dat we er zijn, niet maar omdat Jezus goed gesproken heeft, maar omdat Hij gekomen is. Dat Hij dat gedáán heeft, daar zullen we ons tot in eeuwigheid over verbazen. Amen.