Loenen-Abcoude 27/02/94
Weesp-Nigtevecht 27/02/94
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
We zijn vorige week begonnen met nadenken over de wel-daden van Christus, over de dingen die Hij ons ten goede (wel) heeft gedaan (daden). Het evangelie van genade en verzoening met God heeft die vorm, dat het bestaat uit de levensgeschiedenis van Jezus van Nazaret, die wij belijden als de Christus, de Zoon van de levende God, onze Heer. Die geschiedenis komt naar ons toe in de evangelieverkondiging als de boodschap van zijn leven voor ons leven, zijn dood voor onze dood. Dit alles heeft Hij voor ons gedaan, dit leven is voor ons geleid, van het eerste begin van zijn ontvangenis van de Heilige Geest en geboorte uit de maagd Maria af aan. En het komt naar ons toe als de boodschap van God, radikaal ingrijpend in ons leven, met de enorme pretentie dat dit leven is wat wij nodig hebben, willen wij God en elkaar weer recht in de ogen kunnen kijken.
En nu is de levensgeschiedenis van de Here Jezus geen vrolijk verhaal. Bij de Here Jezus horen de evangeliën, zei ik vorige week. Wel, iemand heeft de evangeliën eens niet onaardig getypeerd als lijdensgeschiedenissen met een lange inleiding. In de Twaalf Artikelen wordt zijn levensgang dan ook samengetrokken in één woord: lijden. En daarin horen we Paulus' eigen typering van zijn prediking terug, Paulus, die zich had voorgenomen om zijn hoorders niets anders bij te brengen dan Jezus Christus, de gekruisigde (1Kor2,2). In de kruisiging trekt zich blijkbaar heel Christus' leven samen, zo dat Hij de Gekruisigde heten kan, en het evangelie de boodschap van het kruis genoemd kan worden (1Kor1,18).
Aan dit leven van lijden mogen we niet te snel voorbijgaan, en direct overgaan tot de opstanding. Als we trouwens zouden denken dat de opstanding van de Heer zijn kruisiging als het ware ongedaan zou maken, dan zouden we ons vergissen. Het wordt nooit meer zoals vóór de kruisiging. Christus blijft tot in eeuwigheid de Gekruisigde, met de littekens juist van de kruisdood in zijn verheerlijkt lichaam. Dat is niet voor niets zo. Om die kruisdood ging het blijkbaar. Daar moeten we dus met nadruk bij stil-staan. Er zit niet voor niets een stille zaterdag tussen goede vrijdag en paaszondag. Het is dan ook goed dat de catechismus ons dwingt daar twee zondagen achtereen bij stil te staan.
Dat blijkt ook nog op een andere manier. Voor het gedenken van de opstanding heeft de Here Jezus zelf zijn discipelen niets opgedragen. Het is een goede gewoonte van de kerk om de eerste dag van de week, de dag van de opstanding, te vieren als de dag van de Heer. Iedere zondag mag een beetje paas-zondag zijn. De zondag is niet een soort sabbat, waarop we met allerlei moeten ophouden, hij heeft een positief doel: bezinning. En we zouden wel dom of eigenwijs zijn, als we de zondag niet zo zouden gebruiken om stil te staan bij Christus opstanding en wat die betekent voor ons leven: een nieuw begin. Plechtig vieren we het iedere week met elkaar in de kerk. Maar het gedenken van zijn kruisdood is blijkbaar van een andere orde dan het gedenken van zijn opstanding. Daarvoor heeft Christus zelf zijn discipelen de opdracht gegeven. Volgens zijn bevel vieren we het avondmaal, ook volgende week weer, als heerlijke gedachtenis aan de bittere dood van onze Heiland. Zo belangrijk is die kruisdood blijkbaar. Hier zijn we in alle opzichten in het hart van het evangelie, om zo te zeggen in het centrum van de cycloon van de Geest die over de aarde trekt.
Laten we daarom vandaag met elkaar stilstaan bij Christus lijden en sterven, en wel onder een thema dat ontleend is aan een overbekend woord van Paulus: De weldaad van onze Heiland, dat Hij tot de kruisdood toe heeft geleden onder Pontius Pilatus, is wel
1. een aanstoot (want Hij is Jezus, timmermanszoon te Nazaret) en
2. een dwaasheid (want Hij is de Christus, de Zoon van de levende God), maar toch
3. de kracht en de wijsheid van God (want Hij is Heer).
1. Misschien vindt u het vreemd, dat ik Paulus' uitspraak over de gekruisigde Christus, die voor joden een aanstoot en voor grieken een dwaasheid is, zomaar gebruik in een preek voor een geroepen gemeente, voor wie toch eerder het vervolg, over Christus als de kracht en de wijsheid van God zou moeten gelden. Ik doe dat expres, omdat ik bang ben dat wij, die al zovaak over Christus' kruisdood hebben gehoord, de enorme agressieve kracht van die boodschap niet meer ervaren. Daarom sprak ik net ook over het centrum van de cycloon van de Geest. Als we ergens horen te merken dat het evangelie van onze eigen ideeën en pretenties niets heel laat, dan hier. De blijde boodschap van God is een boodschap die volstrekt vernietigend is voor iedereen die groot wil zijn in eigen ogen, die denkt dat hij wel wat presteren kan, dat hij zich toch nog wel groot houden kan voor God.
En nu is je groot houden voor God niet iets dat aan joden voorbehouden is. Het lijkt me iets typisch menselijks, iets wat ons, hoe gereformeerd we eventueel ook zijn, helemaal niet vreemd is. Je groot houden voor God en je ergeren aan de radikaliteit van het evangelie horen bij elkaar. Pas als we ophouden ons groot te houden, en heel klein worden voor God, wordt het evangelie werkelijk een goede boodschap voor ons. Wie overeind wil blijven staan als de prediking van Jezus Christus als de Gekruisigde langskomt, die wordt vroeg of laat gebroken. Daar moeten wij elkaar telkens weer aan herinneren, want wij zijn ongeneeslijke groothouders van onszelf. De hele trucendoos van smoesjes en tactieken trekken we ervoor open. Maar als Jezus zelf, als de voor ons Gekruisigde, weer werkelijk voor ons staat, wordt ons die trucendoos uit handen geslagen. Het evangelie laat ons bekennen wie wij zijn, om ons vervolgens te vertellen wie wij mogen worden.
Dat geldt juist hier, in het hart van het evangelie. Dat komt naar ons toe met de boodschap van God: dit heb jij nodig, dat deze Jezus voor jou gekruisigd werd, want er ligt een vloek op je leven. Je hebt je leven zo volkomen verzondigd dat er geen goedmaken meer aan is. Dat eindeloze schuldgevoel dat je met je meedraagt, dat is terecht. De dood is alles wat rest. Die zonde, die schuld en die dood, die heeft de Here Jezus van je overgenomen: Hij is voor jou geëxecuteerd. Dit heb je nodig, het is het enige wat je nog redden kan. Het evangelie heeft juist hierin de enorme pretentie dat het ons geeft wat wij nodig hebben en zelf niet kunnen verkrijgen. Die pretentie is bijvoorbaat al irritant voor iedereen met een beetje eigendunk. Je hoeft geen puber te zijn om je te ergeren aan anderen die precies denken te weten waar bij jou het probleem zit en wat er nodig is om het op te lossen. Wij willen over het algemeen het liefst zelf uitmaken wat we nodig hebben en van wie we het nodig hebben. Het hoort bijvoorbaat tot de ergernis van het evangelie dat dat wat we nodig hebben en van wie we het nodig hebben van te voren al voor ons uitgemaakt is.
Er wordt ons door de boodschap van het kruis geen enkele ruimte gelaten om zelfs ons gezicht maar te redden, om nog maar iets van onszelf overeind te houden. Dat proberen we immers altijd en zo lang mogelijk. Als we al hulp nodig hebben, dan doen we toch meestal zoveel mogelijk zelf en houden zo lang mogelijk vol op eigen kracht. Pas als we een punt bereiken waar we zelf niet verder kunnen roepen we de hulp van anderen in. We hebben tenminste ons best gedaan - de eer is gered. Je moet je grenzen kennen. Ja. Maar hier is er een boodschap dat er een vloek op ons ligt. Dat we ons gezicht al lang verloren hebben en dat we bezig zijn ook het laatste restje van ons leven te verliezen. Wie zelf zijn best wil doen om zo ver mogelijk te komen voor God, en dan de hulp van de Here Jezus inroepen wil om de rest op te knappen, die heeft er niets van begrepen en maakt het alleen maar erger. Hier valt geen eer meer te redden. Dat is al lang telaat.
Het evangelie laat ons ook geen ruimte om ons als slachtoffer aan te stellen. Dat is ook zo'n typische ontsnappingsroute uit onze trucendoos. We geven dan vlot toe dat we in de problemen zitten, maar leggen omstandig uit dat de zaken ook allemaal echt boven onze macht gingen en dat wij er ook niets aan konden doen of in ieder geval nu niets meer aan kunnen doen. De duivel is veel sterker dan wij, en de zonde ook, en tegen de invloed van zoveel anderen kunnen we niet op. Wij zijn maar zwakke mensen, dus God moest niet zo veel van ons verwachten. Ja, ja, maar wie de gekruisigde Christus aanziet, die moet leren dat Hij niet is gekomen om slachtoffers te bevrijden, maar om zondaars te verzoenen. Wij zijn niet hulpeloos, maar schuldig. Het evangelie is niet de overwinningsstory van één of andere bovenmenselijke krachtfiguur, die onbewogen en onaangedaan de machten van het kwaad die ons er onder hielden een lesje heeft geleerd. Dat is het verhaal wat hoort bij die slachtoffertheorie, maar het heeft niets met het evangelie te maken.
Het evangelie gaat over een mens als wij, gekomen in onze plaats, die onder onze zonden en tekortkomingen is doodgegaan, in onze eigen werkelijkheid. En als je in je problemen hulp krijgt van iemand net als jij, die dat wat jij niet kunt, wel kan, dan is het duidelijk dat die problemen je eigen schuld zijn. En zo is het ook. Dat is de harde, de aanstootgevende achterkant van het evangelie: onze ellende is onze eigen schuld, wij komen er zelf niet uit, de dood is wat ons anders rest. Tegen het evangelie van Jezus van Nazaret, de gekruisigde, ja zeggen betekent: toegeven dat dit inderdaad is wat wij nodig hebben, toegeven dat wij zelf die dood hadden moeten ondergaan, toegeven dat het allemaal onze eigen schuld is en dat wij aan dat het weer goed is tussen God en ons niets, maar dan ook niets hebben bijgedragen en kunnen bijdragen. Het betekent: je leven buiten jezelf, in Christus Jezus zoeken. Dat is hard, maar het is volmaakt bevrijdend.
2. Maar dit evangelie is niet alleen een aanstoot voor ieder die zich groot wil houden, het is ook een dwaasheid voor ieder die vast wil houden aan zijn eigen mensenideeën over God. Want evenmin als aanstootnemen het privilege van de joden is, is het evangelie dwaasheid vinden het privilege van grieken. Wij zijn gewend bij de kruisdood voornamelijk te denken aan het lijden en aan de vloek die daarbij hoorden. Maar er is nog iets, iets wat we op het spoor komen via Hebreeën 12,2: Jezus heeft het kruis op zich genomen, de schande niet achtende. De kruisiging gold zowel voor grieken als romeinen als een werkelijk schandalige dood, geschikt voor hele erge, maar vooral ordinaire misdadigers. Deze schandedood was voor het besef van de hele beschaafde wereld van die tijd op geen enkele manier met God of goden te verbinden.
En dat was precies wat de prediking van het evangelie doet: wij belijden de gekruisigde als de Christus, de Zoon van de levende God. Dat was de dwaasheid van de boodschap van het kruis. En dwaasheid is dan maar niet domheid, maar krankzinnigheid. Dat de éne Zoon van de éne ware God de dood van een ordinaire misdadiger aan het kruis gestorven was, dat was een geloof dat je eigenlijk alleen krankzinnigen toedichten kon. Zo vinden we dat ook met zoveel woorden bij Justinus, één van de oudste christelijke schrijvers: Want daarin, verklaren zij, bestaat onze krankzinnigheid, dat wij de tweede rang na de onveranderlijke en eeuwige God de Schepper, aan een gekruisigd mens toekennen. En een romeins stadhouder schrijft: Ik vond bij de christenen niets dan mateloos simpel bijgeloof: de beweerde god van de christenen is een dode god, meer nog: een terecht tot de schande-dood veroordeelde.
Voor ieder weldenkend mens uit die tijd gold dat een god of godenzoon op z'n best eventjes gemarteld kon worden, maar zeker kon hij niet sterven. En het lijden van een god moest zich vanzelf als schijn ontpoppen, en de menselijke misdadigers wachtte dan een snelle straf. Recht hiertegenover staat het evangelie van de gekruisigde, de Christus, de Zoon van de levende God. Hij is de dood niet ingegaan als een of andere halfgod, die de pijn eigenlijk niet voelde, voor wie het lijden niet werkelijk was, en ook niet als een filmheld, een soort Sylvester Stallone, met grote spierballen en omhangen met mitrailleurs en kogelbanden, zonder angst, omdat het script voorschrijft dat alles toch goed zal aflopen. Nee, hoewel Hij de Zoon was, zegt Hebreeën 5, heeft Hij in werkelijke angst tot God geroepen in Getsemane en de onvoorstelbare pijn van de kruisiging tot het laatst toe gedragen en gevoeld. Hoewel Hij de Zoon was, is Hij werkelijk gestorven - we komen er bij de volgende zondag op terug.
Dat doorbreekt allerlei ideeën over God en goden, in de tijd van Paulus, maar net zo goed bij ons. Als hier, bij de kruisdood van de Christus, het hart van het evangelie te vinden is, zodat heel de christelijke boodschap als boodschap van het kruis kan worden samengevat, dan is hier ook het meest centrale over God en zijn Zoon te leren. Als de Mensenzoon gekomen is om te dienen en zijn leven te geven voor velen, dan zien we daarin het hart van God. Wij zijn maar al te vaak geneigd Christus' God-zijn te zien in zijn macht, in zijn wonderen, in zijn opstanding en hemelvaart. Maar er is iets belangrijker. De Zoon van God toont op aarde zijn goddelijke natuur het allermeest in de gezindheid om te redden en zalig te maken. Zijn Godheid komt uit in zijn overgave.
Hier hebben wij, juist als gereformeerden nog veel te leren. Want wij denken vaak over God in termen van zelfhandhaving. Alles draait er dan bijvoorbeeld om dat God aan zijn eer moet komen. En we denken dan dat Hij zelf alles doet met de vooropgezette bedoeling dat alles Hem eren moet. Maar dan wordt God zomaar de grootste egoïst die je je kunt voorstellen. Met het evangelie heeft dat ondertussen niets meer te maken. In de boodschap van het kruis horen we de God die geeft, de God die liefde is, en liefde is nooit op zichzelf gericht, maar op de ander. In alles van het lijden en sterven van Christus gaat het om ons, en God zelf staat daar helemaal achter als de Drieënige die Hij is. Wie Hij werkelijk is, komt hier in uit. Daarom moeten we bij dit hart van het evangelie werkelijk stilstaan, ons leven lang. Wie volgende week aan de avondmaalstafel komt, komt daar niet bij een god die eist, maar bij de God die geeft, en hij belijdt zijn geloof in de Christus, de Zoon van de levende God, die zichzelf heeft overgegeven in de dood, ja de schande-dood van het kruis, voor ons, niet voor zichzelf.
3. Het is juist zo, zo al onze eigendunk en eigen ideeën vernietigend, dat het evangelie van het kruis de kracht en de wijsheid van God blijkt. Want wie eerlijk is, en zijn ogen open houdt voor de werkelijkheid waarin we leven, die ziet hoe machtig de boodschap van de Gekruisigde is. Want wij leven onder de realiteit van de zonde en de vloek. Het sterven zit in ons gebeente van onze geboorte af. Het leven is niet mooi. We kunnen wel even vluchten in de vergetelheid van het genot, van verstrooiing, van computerspelletjes, van tvprogramma's, van stimulerende middelen of erger, maar vroeg of laat duikt de werkelijkheid weer voor ons op en dat doet zeer. We zien de toorn van God zich openbaren om ons heen, in allerlei afschuwelijkheden. Paulus schetst er een schokkend beeld van in Romeinen 1. We zien de vloek doorwerken in het grote sterven in de natuur, in diepe gebrokenheid in onszelf en in onze relaties met mensen om ons heen. Wij hebben alle reden ons voor onszelf te schamen. We zijn er beroerd aan toe. En juist in die situatie klinkt het evangelie als werkelijke goede boodschap: zonde, schuld en vloek, ze zijn van ons weggenomen door Christus Jezus, onze Heer.
En als we dan nog eens kijken, en zien hoe dat evangelie in elkaar zit, als de boodschap van de grootste in onze werkelijkheid die ons kwam dienen en de eerste onder alle schepselen die kwam om de slavendood te sterven, dan zien we ook de werkelijke kracht en wijsheid, die zonde, schuld en vloek overwinnen kon. Het is de zwakte van de liefde die sterker is dan alle haat, en de dwaasheid van de overgave die sterker is dan alle zelfhandhaving. Laten we het dus volgende week maar bedenken, als we met elkaar aan de avondmaalstafel zitten: wie groot wil worden onder ons, zal dienaar zijn, en wie onder ons de eerste wil zijn, zal aller slaaf zijn. Want we belijden aan de tafel ons geloof in de Mensenzoon die niet gekomen is om zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. Laat het zo zijn! Amen.