Heidelbergse Catechismus, zondag 15

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Psalm 103,1
Psalm 103,3
lezen Lukas 18:31-34 & 1Korintiërs 2
Psalm 142
Zondag 15
Gezang 16
Gezang 15

Loenen-Abcoude 31/03/96

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Dom waren ze, hè, die discipelen? Hoe vaak de Here Jezus het hen ook uitlegde, ze begrepen er niets van. 'De derde aankondiging van het lijden', staat er boven die verzen in Lukas - wij zouden zeggen: nou, driemaal is toch wel scheepsrecht, kom op! Maar Lukas draait er niet om heen: zij begrepen er niets van; het bleef verborgen voor hen en wat Hij zei konden ze maar niet vatten. Dom hè? Het lijden dat de Here Jezus aankondigt is voor de discipelen iets dat helemaal niet in het evangelie thuishoort. Zij gaan naar Jeruzalem voor een intocht, en niets is hen daarom onbegrijpelijker dan dat Jezus naar Jeruzalem gaat, tenslotte voor een uitvaart, een begrafenis, zijn eigen begrafenis.

Ondertussen zijn wij nu een slordige twintig eeuwen gewend aan de gedachte, dat de Here Jezus moest lijden. De kortste samenvatting van het evangelie legde Paulus ons al zo'n negentienhonderd jaar geleden op de lippen: Jezus Christus, en die gekruisigd. En dat moest, natuurlijk. Dat stond al lang in het Oude Testament, en bovendien, hoe had anders de toorn, de woede van God tegen de zonde van het hele menselijke geslacht gedragen moeten worden? Op een andere manier had God ons toch niet kunnen verlossen van zijn strenge oordeel, en van de vloek die op ons lag? Toch? Dat staat ondertussen al weer zo lang in de Catechismus, dat het ons toch wel duidelijk zou moeten zijn, als volwassen gereformeerden, en de kinderen, die zal het na een zestal jaren catechisatie ook wel duidelijk worden.


Dom hè, die discipelen? Ja, toch houd ik almaar het gevoel, juist bij het lijden van de Here Jezus, dat wij niet alleen makkelijk praten hebben, zoals altijd, achteraf, maar dat wij zomaar ook veel te makkelijk praten. Het is sowieso al heel opvallend dat wij zo véél praten over het lijden van Christus. Als we op bezoek gaan, als we dat al durven, bij een broeder, of een zuster, die vreselijke pijn heeft, dan praten we niet zoveel, in ieder geval niet over de pijn en het lijden. Misschien rebbelen we honderduit over van alles en nog wat, om maar te vermijden dat we het daar over zouden moeten hebben, maar als het er echt op aan komt, als het over pijn en lijden gaat, oog in oog met een ander, die pijn heeft, die lijdt, dan blijven de woorden steken in onze mond. Wat moeten we hier zeggen? Te begrijpen, te verklaren valt hier niets. Al onze mooie theorieën over 'het' lijden in 'de' wereld, waar we, op vereniging of zo, nog wel eens op door willen gaan, ze vallen ons uit handen.

Maar oog in oog met de Here Jezus, die lijdt, die pijn heeft, die sterft, worden we zomaar niet stil. Dit 'moest' toch? Daar valt toch ook van alles aan te begrijpen? Uit te leggen? Duidelijk te maken? En de vorm van de Catechismus lijkt dit nog eens te stimuleren. Onvermoeid wordt de 'waarom'-vraag gesteld, èn worden antwoorden gegeven, zo heel anders als bij al die andere 'waarom'-vragen die bij ons boven komen als we pijn hebben, vreselijke pijn, of andere mensen zien lijden. Even gemakkelijk als altijd lijken in de Catechismus de antwoorden op de vragen te volgen. En de suggestie komt zomaar mee: dit zijn duidelijke zaken; als het je maar een paar keer uitgelegd wordt (de moeilijke woorden en zo), dan begrijp je het verder wel.

Dat we ons dan op de vorm van de Catechismus zouden verkijken, daar ga ik nu maar niet verder op in. Je doet er de Catechismus geen recht mee, maar veel belangrijker is, dat je er de bijbel zelf geen recht mee doet. De bijbel spreekt op een heel andere manier over het lijden van de Here Jezus dan als iets wat duidelijk en begrijpelijk is.


Laten we eens even kijken naar dat gedeelte van Paulus dat we net gelezen hebben, 1 Korinte 2. Voor Paulus hoort het lijden en het kruis zonder meer in het evangelie. Om niets en niemand anders gaat het dan om Jezus Christus, die gekruisigde. Toch is dat niet iets wat gewoonweg duidelijk, begrijpelijk en uit te leggen is. Bij hem geen rustige zelfverzekerdheid van de man die weet dat hij gelijk heeft, die zelfverzekerdheid die zo makkelijk tot zelfgenoegzaamheid wordt, en iets hautains en hards krijgt, en een houding op kan leveren van: wie het niet met mij eens is, die is òf dom (dan zal ik het hem of haar nog wel eens even rustig uitleggen) òf kwaadaardig (dan wíl hij gewoon niet luisteren, en moet hij een schop hebben). Nee, juist in het volgende vers, na vers 2, waarin Paulus zo kernachtig over Jezus, en die gekruisigd, spreekt, heeft hij het verder over zwakheid, vrees en beven. Paulus kon zich, precies met die boodschap van Christus' lijden, zwak, onzeker en angstig voelen.

Juist die boodschap van een gekruisigde Messias is geen boodschap van menselijke wijsheid, die met veel vertoon van argumenten en retoriek van geleerdheid en kennis, gebracht kan worden. Als het gaat om het lijden van de Here Jezus, dan zijn we niet in de sfeer van het begrijpen, van het duidelijk maken en uitleggen, maar dan zijn we voluit in de sfeer van de verwondering, want, bindt Paulus ons op het hart, het gaat hier om Gods grote geheim, Gods grote verrassing, waarvoor geldt: wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dát heeft God bereid voor wie Hem liefhebben. Ook hier, ook bij Christus' lijden, valt niets te begrijpen, te verklaren. We staan hier aarzelend en verwonderd voor Gods hart. En als het menselijk hart al redenen heeft die het verstand niet kent, zoveel te meer geldt hier, dat Gods hart redenen heeft, die het menselijk verstand niet kent. Het is Gods grote geheim: Christus lijdt on(s)schuldig.

En dat is belangrijk, dat we beseffen dat het hier om een geheim gaat. Anders verliezen we zomaar die verwondering, en daarmee het léven van ons geloof. Dan lopen we het grote risico dat we, met alle goede bedoelingen en met alle juiste overtuigingen, toch in ons geloof gaan steunen op wijsheid van mensen, en niet op de kracht van God, zoals Paulus het zegt. De wijsheid van mensen die achteraf denken te weten waar het allemaal om was, die het 'begrepen' denken te hebben, die is gevaarlijk, omdat ze ons ongevoelig kan maken voor het wonder in het evangelie, voor het ónbegrijpelijke, het verbluffende, voor de stimulerende krácht van Gods liefde. Het is Gods grote geheim: Christus lijdt on(s)schuldig.


Dat moest. Inderdaad. Maar dat is niet het moeten van de logica, het moeten van het begrip, het moeten van: anders is het ons niet duidelijk. Het is alleen maar het moeten van Gods plan. Zoals Paulus het zegt, in vers 7: het is Gods geheimenisvolle wijsheid, het verborgen plan dat door God van alle eeuwigheid af is ontworpen. Zo heeft God het altijd al gewild, dat een Onschuldige zou lijden voor schuldigen. Dat is, en dat blijft iets geheimzinnigs, iets totaal ongrijpbaars voor onze redeneringen, iets waarover geen mens gemakkelijk praten mag, alsof het toch duidelijk, en vanzelf-sprekend zou zijn.

Dat komt weer scherp voor onze aandacht te staan, als we de diepte tot ons door laten dringen die in dat éne woordje uit antwoord 38 zit: het woordje onschuldig. Wie goed luistert naar zondag 15 ontdekt dat dit 'onschuldig' eigenlijk de hele zondag beheerst. Verborgen speelt het zijn rol in antwoord 37 en 39: juist omdat de Here Jezus niet beladen was met eigen schuld, kon Hij de schuld van anderen overnemen. Maar in antwoord 38 komt het aan de oppervlakte, met zoveel woorden: onschuldig. Onschuldig veroordeeld. Die twee woorden botsen op elkaar, hard en onverzoenlijk: on-schuldig, toch veroordeeld. Hier is geen redelijkheid, geen begrijpelijkheid, hier is tenslotte alleen nog maar pijn, en klinkt die heel andere 'waarom'-vraag straks op Golgotha: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten? Waarom? Was daar een reden voor? Had Christus iets gedaan, iets nagelaten, iets strafbaars, iets wat, op wat voor manier dan ook, zou kunnen gelden als reden voor zijn lijden?

On-schuldig, het staat als een grote schreeuw in deze zondag, en verhindert ons, hoe dan ook, gemakkelijk te praten over dit lijden. Dit moest? Ja, maar on-schuldig?! Dit was nodig voor onze bevrijding van Gods oordeel? Ja, maar on-schuldig?! Zo alleen kon onze vloek worden weggenomen? Ja, maar on-schuldig?! Was dit echt begrijpelijk te maken? Laten we onszelf niets wijsmaken. Laten we ons ook bij Christus wat dit betreft niet totaal anders opstellen dan bij mensen om ons heen. Hoe kunnen wij ons niet terecht opwinden over gerechtelijke dwalingen, over de veroordeling, de marteling van onschuldigen? En algemener nog: als wij een ander on-schuldig zien lijden, - en bij hoevelen kunnen we dat niet zien: de kinderen in Bosnië, de kinderen in Afrika, de kinderen op de kankerafdeling van onze ziekenhuizen, de lijders, de leprozen, ja tenslotte ook die broeder of zuster, die er ook niet om gevraagd heeft doodziek te zijn, of diep depressief - oog in oog met die pijn, on-schuldig, wat zullen wij dan zeggen? O, dat is van de zonde, gevolg van het kwaad? Wie van ons heeft het lef dat recht in het gezicht van de pijn te zeggen? En bij Christus, voor wie dit alles nog eens te meer geldt, omdat Hij werkelijk helemaal onschuldig was, bij Hem zouden we, recht in zijn gezicht, eenvoudig zeggen, dat dit allemaal natuurlijk moest vanwege de toorn van God over het hele menselijke geslacht? Dat zouden we zomaar zeggen, gemakkelijk? On-schuldig!!


Broeders en zusters, als we ergens reden hebben om de hand op de mond te leggen, te zwijgen, zeker de zeven dagen die de vrienden van Job gezwegen hebben, vóór ze iets durfden zeggen, dan hier. We staan hier niet voor een logische noodzakelijkheid, een, gegeven onze situatie, duidelijke en uit te leggen gang van zaken. We staan hier voor een diep geheim, het geheim van Gods hart. God, die redenen uit zichzelf genomen heeft, zoals dat zo prachtig heet in onze gereformeerde traditie, redenen die wij alleen maar aanduiden kunnen, maar nooit begrijpen. On-schuldig, als een groot uitroepteken zwerft het door het evangelie, en geeft er de eindeloze diepte van aan. God zelf heeft ons willen redden, om redenen die Hem alleen bekend zijn, door het lijden van een Onschuldige voor schuldigen.


Ja, voor schuldigen, want dat is het, wat het ons wel helemaal onmogelijk maakt om hier gemakkelijk te praten en te doen alsof we het evangelie wel begrijpen kunnen, als een formule, eenvoudig en onschuldig. Christus lijdt ons-schuldig. Ik zeg dat maar eens met een woordspeling, in de hoop dat u die des te makkelijker zult kunnen onthouden omdat we diezelfde vervloeiing van medeklinkers nog wel eens in een 'Onze Vader' kunnen horen: gelijk ook wij vergeven wie ons-schuldig zijn.

Nee, het gaat me er niet om dat het onze schuld zou zijn dat de Here Jezus lijden moest. Want wat daar ook aan waarheid in zit, het is maar een halve waarheid. De Here Jezus moest niet lijden omdat wij zondaars zijn, maar omdat Hij ons, als zondaars, wilde rédden. Hij leed voor onze schuld, niet alleen maar door onze schuld. Ik ga hier expres nog even op door, want het is zomaar een van de manieren waarop wij toch het lijden van Christus weer begrijpelijk proberen te maken. Wil het weer goed komen tussen God en ons, ja, dan moeten onze zonden worden geboet. Wij zijn slecht en hebben slecht gehandeld, daarom moet Christus lijden en sterven. Dat Christus lijden moest is dan uiteindelijk onze schuld en het wordt verklaard door onze schuld.

Maar het lijden van de Here Jezus wordt helemaal niet verklaard door onze schuld. God had alle recht gehad om ons in onze zonden te laten stikken, zoals wij Hem hebben laten stikken. Niets in ons kwaad is reden voor God om ons te redden. Het is persé niet zo, dat God ons, nu wij zonde doen, verkeerde dingen, ons van Hem afkeren en zo, wel verplicht is om ons te redden. Als we zoiets zouden denken zouden we precies dat grote geheim van God weer uit het oog verliezen. Want dat geheim is nu net dát God ons redden wilde, ook al zijn wij slechte mensen. Nota bene.


Dat heet terecht een geheim, een goddelijk geheim. Het is een goddelijke wijsheid, die geen mens verzint. Niets is minder vanzelfsprekend dan dat iemand onschuldig lijden wil, een leven lang, en een beroerde dood sterven, voor schuldigen, voor slechte mensen. Ziet u, weer staan we voor iets heel wonderlijks, niet voor iets begrijpelijks of zo. Wij begrijpen dat uit onszelf helemaal niet, dat iemand zo zou optreden. Wij rekenen af met mensen die slecht voor ons zijn, die ons schofferen, ons in de steek laten of beledigen. God niet. Hij heeft zijn redenen die geen mens kent. Daarvoor is Hij nu net God en geen mens. En dat is nooit en never een begrijpelijke zaak voor ons, alleen maar een reden tot verwondering: Gods grote geheim, nota bene bestemd voor onze verheerlijking.


Broeders en zusters, ik rond af. Laten we dit grote geheim van God in de gaten houden en het afleren om, op wat voor manier dan ook, gemakkelijk te praten of te doen over het lijden van onze Heer: on-schuldig! en ons-schuldig! Hier is niets vanzelfsprekend. Laten we het beseffen als we voor God staan, met onze zonden. We mogen ze aan Christus overdragen, maar hoe onvanzelfsprekend is dat: on-schuldig was Hij! Wij mogen ze aan Christus overdragen, onbegrijpelijk: voor ons heeft Hij willen lijden. Dat grote geheim van God, dat is nu precies die kracht van God waarop ons geloof mag rusten, voor altijd, niet rusten in een begrijpen van menselijke wijsheid, maar rusten in een ons verwonderen over die grote geheimenisvolle wijsheid van God: Christus lijdt on(s)schuldig. Amen.


<<<