Loenen-Abcoude 13/01/02
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
We kunnen het zo wel eens tegen elkaar zeggen: Ach, een mens went aan alles. En vaak is dat maar goed ook. Drukte, hard werken, leven met pijn, we leren ons er op in te stellen. Anders zouden we het vaak genoeg ook niet volhouden. Soms slaat het eigenlijk nergens op. Dan zeggen we het omdat we ergens niet over praten willen. Verdriet over het sterven van onze man of vrouw, over een kind: ach, een mens went aan alles. Het blijft pijn doen, maar ik wil er niet over praten. Soms ook wennen we aan dingen waar we helemaal niet aan mogen wennen. Natuurlijk, slechte, diep slechte teksten bij de muziek, gore beelden op televisie - een mens went aan alles, verdraaid nog aan toe. Of, heel anders, het indrukwekkende van Gods zorg in ons leven, hoe snel is dat niet vanzelfsprekend en logisch, en verwachten we dat het morgen net zo zal zijn?
Een mens went aan alles. Zelfs aan het kruis zijn wij, als twintigste eeuwse christenen, zomaar gewend. Het is het symbool van het christelijk geloof geworden. Bijna iets moois. Het harde, het gore, het weerzinwekkende, het schandalige van het kruis, we moeten lang nadenken voor we daar begrip voor op kunnen brengen. En om ons heen is het al niet beter. Het meest negatieve dat bij veel mensen opkomt bij het zien van een kruis is de herinnering aan het overlijdens-teken, het kruisje achter iemands naam of op een graf. Maar je kunt zomaar iemand tegen komen die bij het kruis in eerste instantie aan het Rode Kruis denkt - en die mensen doen toch goed werk.
Een vervelend bij-effect van dit alles is, dat wij ons eigenlijk ook niet zo heel veel kunnen voorstellen bij die vloek waar zondag 15 het over heeft: de kruisdood die door God vervloekt was. Voor het besef van mensen uit vele eeuwen hoorde dat heel dicht bij elkaar: het kruis en de vloek. Wat de vloek van God betekende kon je zien aan het kruis: een langzame, smerige dood, hangende tussen hemel en aarde, uitgekotst door iedereen, God en mensen. En meestal hield het bij de dood nog niet eens op: het lijk bleef hangen aan de paal tot het weggeteerd of weggevreten was. Het is nog niet eens zo heel lang geleden dat Rembrandt schetsen kon gaan maken op het galgenveld van Amsterdam van de lijken die daar hingen, en bléven hangen. Hij kon zich hier nog gemakkelijk iets bij voorstellen.
Wij kunnen er wel wat hulp bij gebruiken. Het leek me na alle discussies over kunst in de kerk, en zo, goed om maar eens wat hulp bij de kunst te halen. Dat is tenslotte net de charme van de levendige verkondiging van het evangelie, dat het niet maar woorden zijn, maar ergens over gaat, en dat alles geoorloofd is, behalve het vervelende, om dat waar het over gaat duidelijk te maken.
Even voor de zekerheid: de collage die is uitgedeeld is geen illustratie bij de preek, geen plaatje bij een praatje. Ze is zelf een preek, uit 1988, over de tekst Jesaja 53. Een preek niet in de taal van de woorden, maar in de taal van vormen en kleuren. Het thema van deze preek is 'voor jullie'.
Wat zien we? Ja, Jezus aan het kruis en nog iemand. De figuren zijn geplakt van van alles en nog wat, vooral van stof, gewoon stof van de straat. Inderdaad, stof ben je en tot stof zul je weerkeren. Dat is zo ongeveer de eerste vorm van de vloek van God: mensen die niet van God willen leven moeten dan maar zijn wat ze echt zijn. En dat stelt niet veel voor. We vergeten zomaar bij die oude woorden uit Genesis dat het ook daar gaat om over de straten waaiend stof, fijne losse deeltjes grond en ander materiaal. We zijn stof dat waait op de wind, en leven is er alleen als we stof zijn dat gedragen wordt door de adem van Gods stem. Wie zelf wil leven merkt het vanzelf: stof tot stof, as tot as.
Maar er is meer hier, in deze preek over Jesaja 53. Het is niet maar stof, het is echt aangeveegd vuil, alle mogelijk rotzooi van de straat, soms nog herkenbaar, maar allemaal zonder gedaante of heerlijkheid, vuilnis, troep. En dat is precies de boodschap van het kruis: vervloekt ben je, schande, weerzinwekkend, zwerfvuil van de straat. Het gaat bij de kruisdood van de Here Jezus niet maar om straf. Voor straf was iedere vorm van dood goed geweest. Het gaat om vloek.
Als het in de bijbel over vloek gaat, gaat het er telkens om dat God mensen laat kapot gaan aan hun kwaad. Dat Hij ze láát zondigen tot ze er aan te gronde gaan. Dat is wat anders dan straf. Met een heel simpel voorbeeld: straf in onze West-Europese zin is iets als: een pak slaag krijgen als je een koekje gejat hebt. Straf in de oude zin van het woord, nog steeds normaal over de hele wereld, is iets als: twee dagen geen koekje krijgen als je er één gepakt hebt. Maar vloek is: dat je moeder, als ze ziet dat je een koekje gepakt hebt, je zoveel koekjes laat eten dat je er spuugmisselijk van wordt. Een vloek houdt je bij je misdaad tot je er bij neervalt. Vloek houdt je aan je keus voor het kwaad en laat je aan dat kwaad kapot gaan.
U moet er maar eens op letten: zo spreekt Paulus er ook over in Galaten 3. Als je het van de wet verwacht lig je onder een vloek, zegt hij. Wie zich bij God wil rechtvaardigen door de wet, door precies gehoorzaam te zijn, zodat God zal zeggen: het was perfect, je hebt het eeuwige leven verdiend, die ligt onder een vloek. Wat is die vloek dan? Nou, dat je helemaal kapot gaat aan het proberen te leven naar een wet die je niet houden kunt. Paulus heeft het hier niet over straf. In de zin van: je zult gestraft worden voor de overtredingen die je toch doet. Nee, hij zegt: je bent vervloekt want wat je wilt kan helemaal niet. Je gaat een doodlopende weg in, waar je niet meer uitkomt. Je start een project waar je aan kapot gaat.
Nu gaat het in de catechismus hier, en bij de kruisiging van Christus om meer dan om de vloek van de wet. Maar diezelfde structuur blijft. Juist als zondaars zijn wij immers door God vervloekt. En dat merken we ook aan allerlei dingen. Zonde is altijd slecht voor een mens, je gaat er aan kapot, wordt er door mismaakt, groeit er van scheef. Je leven komt er niet van in bloei te staan, maar verdort er juist van. Wie met God niet te maken wil hebben is als een tak die van een boom gerukt is en op de grond gegooid: langzaam maar zeker verleppen de bladeren en valt alles uit elkaar. Dat is het wat juist de kruisdood naar voren haalt: dat je heel letterlijk kapot gaat aan je kwaad, desintegreert, wordt tot stof, tot zwerfvuil in Gods heelal, dat eens wordt opgeruimd in de buitenste duisternis.
En daarmee staan we nog voor iets meer dan voor de straf of het oordeel van God. Als we het hebben over de straf van God, dan halen we naar voren dat we schuldig zijn aan ons kwaad. We worden terecht veroordeeld. Maar als we het hebben over de vloek van God, dan halen we naar voren dat we kapot gaan aan ons kwaad. En het kruis bepaalt ons daarbij, op een heel directe manier. Ook de manier waarop de Here Jezus gestorven is houdt ons een spiegel voor: kwaad is niet zomaar iets, je gaat er op een walgelijke manier aan kapot.
Dat is een huiveringwekkende realiteit. We doen er verstandig aan er goed mee te rekenen. Want het komt niet alleen in de grote, schokkende dingen uit, die je zo meteen kunt zien: dat verslaving aan drugs mensen reduceert tot wrakken, een schaduw van wie zij waren. Het komt ook uit in verborgen, voor ons besef kleine dingen, als dat liegen je eenzaam maakt, en dat je, als je eenmaal begint met liegen over jezelf en over allerlei dingen, je van het een op het ander komt, en zomaar de gevangene wordt van je eigen leugenwereld. Dan kun je nooit meer vrij zijn, moet je altijd op je hoede zijn dat je niet toch per ongeluk een keer iets laat merken.
Het komt uit in hoe het kwaad mensen lelijk en afstotelijk maakt. Hoe weerzinwekkend is het masker van de haat. Maar hoe vernederend is het ook om te zien hoe volwassen mensen voordringen, schrokken en inhalig zijn, en hoe verdrietig is het om kinderen ruzie te zien maken om wie het eerste is en wie het meeste krijgt. Wij hebben het niet zo op die oude formuleringen in onze formulieren, dat wij om onze zonden een afkeer van onszelf moeten krijgen. En ik denk dat dit iets te maken heeft met onze ongevoeligheid voor de vloek over de zonde. Wij denken steeds maar in termen van misdaad en straf. En zonden worden dan fouten die gestraft moeten worden, meer niet. Maar dat zonde ook iets walgelijks is. Dat tot je zelf komen en je je kwaad realiseren altijd ook iets meebrengt van: moet je toch eens kijken wat er van mij geworden is: bah, schandalig - hebben we daar nog besef van?
Kijk dan nog eens naar deze preek in vormen en kleuren. Waar passen we zelf daarin? Die figuur links onder, wie is dat eigenlijk? Die soldaat misschien, met zijn speer, die Jezus na zijn sterven in de zij steekt? Eén van de leerlingen of geliefden van Jezus misschien, die bij het kruis staat, straks Jezus van het kruis afneemt en met zorg begraaft? Iemand, zomaar iemand, een toeschouwer? Hoe dan ook, in ieder geval ook stof, ook zwerfvuil, ook vervloekt. In wat voor rol dan ook, neem jezelf maar als die figuur links. De vloek die op mij lag: kijk maar, stof, vuilnis, gedaante noch heerlijkheid, desintegrerend, vergankelijk leven dat zich nog net bij elkaar houdt. Die vloek die op mij lag heeft Hij op zich genomen: kijk maar, net zulk stof, zwerfvuil. 'Voor jullie'.
Misschien kijkt iemand naar deze preek in vormen en kleuren en denkt: bah, wat lelijk! is dat nou kunst? het is gewoon troep, viezigheid opgeplakt op papier, het lijkt nergens op, goor. Heel goed. Onthoud dan dit: dat past precies bij het kruis. Dat is niet mooi, maar gewoon goor, en het vertelt ons allemaal, hoe mooi we onszelf ook vinden en hoe trots we op onszelf zijn: zo goor ben jij in je kwaad, vervloekt, het lijkt nergens op, walgelijk. En al dat weerzinwekkende heeft Christus op zich genomen, Hij is net zo geworden, 'voor ons'. Daar moet je niet aan wennen. Daar moet je ook geen mooie plaatjes van maken of mooie praatjes bij houden. Het is een spiegel die precies en nauwkeurig weergeeft. Je schrikt je dood van je oude mens. En dat is ook de bedoeling. Veeg je stof er maar bij, op dat kruis, het vuil van jouw leven. Je krijgt er straks met Pasen een compleet nieuw leven voor terug. Van Jezus. 'Voor jullie'. Amen.
De collage is van de Duitse kunstenares Gisela Paul en getiteld 'Für Euch' (1988). Voor een gedetailleerdere .jpg (818Kb), even contact opnemen.