Loenen-Abcoude 14/04/96
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Zondag 18 op de zondag na Pasen, dat doet me denken aan de Olympische Spelen: hardlopen of zo. Héél hard lopen, wel te verstaan. Waar de Here Jezus zelf 40 dagen over doet, dat doet de Catechismus in een week: de week na Pasen in de middagdienst is het al weer Hemelvaart: zondag 18. De rustige pas van ons kerkelijk jaar wordt in vliegende vaart gepasseerd door de Catechismus. Toch is de Heidelberger hier nog lang geen recordhouder. De volstrekte recordhouder op het onderdeel 'van Pasen tot Hemelvaart' is Lukas. Lukas is zó snel 'van Pasen tot Hemelvaart', dat mensen die de tekst van de bijbel overschreven en vertaalden hem niet bij konden houden, en de woorden 'en werd Hij in de hemel opgenomen' maar weggelaten hebben in vers 51. Toch horen ze daar echt te staan. Kijk maar thuis in de Statenvertaling van uw (groot)ouders. In Lukas 24 valt Hemelvaart op de avond van eerste Paasdag.
Nu verwacht ik niet dat u daar zojuist, bij het lezen van Lukas 24, over aan het mediteren bent geslagen - hoewel, je weet maar nooit... Het was mij ook nooit eerder opgevallen. Wij horen zo'n stuk Lukas aan met alles wat we verder al weten bij de hand. En dat alles heeft ons geleerd, dat de Here Jezus, zoals nota bene dezelfde Lukas schrijft in Handelingen 1, maar liefst veertig dagen met zekere regelmaat aan zijn discipelen verscheen, om hen te onderwijzen, vóór Hij 'naar de hemel ging'. Als we dan het slot van Lukas 24 lezen, dan nemen we dat automatisch aan als een verkorte schets, een typering van heel die tijd, en zijn niet geneigd om te denken dat de Here Jezus werkelijk op Paasavond al naar de hemel gegaan is.
Toch denk ik, dat we ons maar niet met een al te gemakkelijk kort schouderophalen van Lukas 24 moeten afmaken. Nee, ik zal u natuurlijk niet op de mouw gaan spelden dat de hemelvaart van de Here Jezus volgens Lukas ècht op Pasen viel. Maar dat neemt niet weg, dat we ons er best eens bij mogen laten bepalen hoe sterk Pasen en Hemelvaart voor de Evangeliën aan elkaar verbonden zijn. Wat dit betreft had ik net zo goed Matteüs of Markus kunnen lezen. Beide evangelisten eindigen hun boek met Pasen-en-Hemelvaart in één adem. Zoals eigenlijk ook voor de hand ligt, liggen beide zaken, opstanding en hemelvaart, zó dicht bij elkaar, dat ze nauwelijks uit elkaar te houden zijn. Hemelvaart voegt aan Pasen maar één ding toe: dat de Here Jezus niet meer op aarde verschijnt vóór zijn definitieve terugkomst.
Zoals eigenlijk ook voor de hand ligt, zei ik. Ja, want stel jezelf eens de nuchtere vraag, waar de Here Jezus was als Hij niet aan één van de discipelen of aan hen samen verscheen. Daar is maar één zinnig antwoord op: in de hemel. Wij worden nog altijd zo vreselijk gehinderd door allerlei oeroude fantasiebeelden van de hemel boven en de hemel ver bij ons van daan en zo, dat we zomaar de nuchterheid missen van de bijbel zelf. De manier waarop de Here Jezus telkens verschijnt na zijn opstanding is voor de bijbel een heel gewone manier: zo verschijnen engelen, zo verschijnt God zelf op aarde (bijvoorbeeld bij Abraham, met die drie mannen in Genesis 18). Als we niet bij de Here Jezus na zijn opstanding een heel ander, en veel spectaculairder plaatje zouden verwachten, was ons dat waarschijnlijk al veel eerder opgevallen. Natuurlijk verschijnt de Heer zijn discipelen uit de hemel. Wat dat betreft voegt zijn hemelvaart niets toe.
Wie goed oplet, die ziet dat ook de Catechismus zelf niet aan dat sterke verband tussen Pasen en Hemelvaart ontkomen kan. Als we eens vergelijken tussen antwoord 45 van zondag 17 en antwoord 49 van zondag 18, dan springt in het oog, dat in zondag 18 eigenlijk niets meer gebeurt dan dat met andere woorden hetzelfde gezegd wordt als in zondag 17.
- Christus heeft de dood overwonnen om ons te doen delen in de gerechtigheid die Hij door zijn dood voor ons had verworven, zegt zondag 17. Christus is in de hemel voor het aangezicht van zijn Vader om voor ons te pleiten, zegt zondag 18. En dat beeld van pleiten voor God betekent toch, dat Christus bij zijn Vader wijst op de gerechtigheid die Hij door zijn dood voor ons had verworven, en zijn Vader vraagt om ons te behandelen alsof wij die gerechtigheid zelf hadden verworven, kortom, om ons te doen delen in die gerechtigheid?
- De opstanding van Christus is voor ons een onderpand van onze opstanding in heerlijkheid, zegt zondag 17. Wij hebben ons vlees, ons lichaam, in de hemel tot een onderpand (zelfs hetzelfde woord), dat Hij ons ook tot zich nemen zal, zegt zondag 18. Daar moeten we ons niet op verkijken. We denken gauw bij zondag 18 dat het dan gaat om het meteen naar de hemel gaan bij ons sterven, maar dit is zondag 22 nog niet. Hier wordt duidelijk gezinspeeld op Johannes 14,3: dan kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat u zijn mag waar ik ben: dat is dus op de nieuwe hemel en aarde, onze lichamelijke (vlees!) opstanding in heerlijkheid.
- Tenslotte: we hoeven ons maar even af te vragen hoe dat dan gaat die opstanding tot een nieuw leven nu al, door Christus' kracht, van zondag 17, of we zijn bij zondag 18: Hij zendt ons zijn Geest, door wiens kracht wij zoeken wat boven is (een beeld, rechtstreeks aan Kol. 3:1 ontleend, voor werkelijk nieuw leven). Nee, de conclusie is onontkoombaar: eigenlijk wordt ook door de catechismus op de vraag 'wat is voor ons de waarde van de opstanding van Christus?' hetzelfde antwoord gegeven als op de vraag 'wat is voor ons de waarde van de hemelvaart van Christus?' De woorden mogen verschillen, de zaken zijn duidelijk dezelfde.
Maar wat is dan het punt van verschil? Anders gezegd, wat is dan de eigen betekenis van Christus' hemelvaart? Of heeft die helemaal geen eigen betekenis? Natuurlijk wel. Als we de bijbel lezen, dan dringt zich wel degelijk één heel eigen punt van betekenis van Christus' hemelvaart op. Zoals ik al zei: dat de Here Jezus niet meer op aarde verschijnt vóór zijn definitieve terugkomst. Nee, dat betekent niet, dat Hij nu ver bij ons vandaan is, in de een of andere verre hemel. De Here Jezus is juist helemaal niet ver weg of zo. Net zo als Hij na Pasen zó dicht bij zijn leerlingen was, dat het wel lijkt alsof Hij zomaar om de hoek van de werkelijkheid komt stappen, van de achterkant van wat wij zien vandaan, zo dicht is Hij nog bij ons. Alleen - en dat is bij zijn hemelvaart nu juist het punt: zo kómt de Here Jezus niet meer bij ons binnenstappen. Niet omdat Hij dat niet meer zou kúnnen, omdat Hij nu in de een of andere verre hemel zou zijn - want zo'n hemel bestaat niet - maar omdat Hij dat niet meer wil. Na zijn laatste onderwijs, in die veertig dagen, worden de discipelen, wordt de kerk zelf op pad gestuurd. Dat is in de evangeliën, in de bijbel trouwens, de nooit ontbrekende achterkant van hemelvaart: het zendingsbevel, de opdracht om het evangelie door te geven, verder te brengen.
Laten we daar dan vanmiddag ons uitgangspunt eens nemen: Christus' hemelvaart betekent dat wij als christenen zelf op pad worden gestuurd, zelf, maar niet alleen en niet voor niets.
Wij worden als christenen zelf op pad gestuurd. Daar is iets aparts met die gedachte. Ik kan me voorstellen dat sommigen van u daar niet zo'n heel prettig gevoel bij krijgen. Zelf op pad gestuurd worden, zelf dingen moeten uitzoeken, niet bij alles en nog wat terug kunnen vallen op het advies en de raad van een ander, zelf je weg moeten vinden, zonder de bescherming van allerlei regels en afspraken, dat zijn zaken waar lang niet iedereen enthousiast van kan worden. Voor sommige mensen heeft het zelfs iets beangstigends, zeker als het gaat over dingen die met God en geloof te maken hebben.
Iedereen heeft er wel zo'n idee van, dat zelf je weg in het leven vinden iets met volwassenheid te maken heeft. En als het gaat om dingen in ons dagelijks leven, ons werk, of de omgang met de mensen om ons heen, dan hebben we er niet zó'n moeite mee. Maar bij God en geloof wordt dat anders. We hebben als gereformeerden en als gereformeerde kerken ook een lange geschiedenis waarin juist op deugden als gehoorzaamheid en volgzaamheid de nadruk werd gelegd. Het is in onze kerken nog niet zó lang geleden, dat het geloofsleven omgeven werd door een rijke krans van regels, afspraken, vaste uitspraken, waar je aan gehoorzamen moest, en die, als je dat deed, zomaar nog een veilig gevoel gaven ook. Het hoeft dan ook niemand te verbazen dat, nu dat grote bolwerk van regels, afspraken en zekere uitspraken aan het afbrokkelen is, allerlei broeders en zusters de schrik om het hart slaat.
Toch is dat jammer, die schrik. Want als hemelvaart iets duidelijk maakt, is het dat de Here Jezus zelf ons als christenen juist zelf op pad stuurt. Dat is nu net het grote verschil tussen oud en nieuw testament, tussen het Sinaïverbond en het nieuwe verbond in Christus' bloed. Niet voor niets heeft Paulus het dan over 'volwassen worden'. Hemelvaart betekent dat Christus van ons verwacht, dat wij, als volwassen christenen, zelf op pad gaan met zijn evangelie, en dat we dan ook al die normale dingen doen die volwassen mensen geacht worden te doen: zelf beslissingen nemen, rekening houden met situaties en omstandigheden, niet afhankelijk zijn van allerlei regeltjes en adviezen, maar, op basis van wat je weet dat goed is en kwaad, je eigen weg weten te vinden. Als we dan, als gereformeerden, elkaar toch weer met allerlei regels, afspraken en vaste uitspraken, onder de duim gaan proberen te houden, ja, dan zullen we ook moeten ervaren dat dat allemaal mensenregels zijn, die, zoals Paulus al zei, door het gebruik teloorgaan. En waarom zouden we?
Want we hoeven in ieder geval niet bang te zijn dat we door Christus niet alleen zelf, maar ook alleen op pad gestuurd worden, het grote donkere-bomen-bos in. Zoals ik net al zei: hemelvaart betekent niet dat Christus ons in de steek laat en zich op verre afstand van ons terugtrekt in de hemel. Nee, als Hij voorlopig-definitief naar de hemel gaat, dan doet Hij dat terwijl Hij zijn leerlingen zegent, zegt Lukas. En uit Matteüs weten we de inhoud van die zegen - in zijn kortste samenvatting: [met zegengebaar!] Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld. Ik ben met u. Iedere keer als de dienst uitgaat, mag u naar huis gaan met een variant van die zegen.
Ik ben met u. Nee, dat betekent niet toch: let op, Ik ben in de buurt, en Ik heb u precies voorgeschreven wat u te doen hebt, als je het even niet weet, dan vraag je het mij maar. Dat 'Ik ben met u' komt niet in mindering op de hemelvaart, het komt ook niet in mindering op de betekenis van hemelvaart, dat wij zelf op pad gestuurd worden. Uiteindelijk is dat het punt van discussie met de luthersen wat de Catechismus in die ingewikkelde en voor ons vandaag nauwelijks meer werkelijk te begrijpen vragen en antwoorden 47 en 48 bespreekt. Daar gaat het om, dat de luthersen met het 'Ik ben met u' niet mogen aftrekken van de werkelijkheid van Christus' hemelvaart.
Het is niet meer zoals in de tijd dat de Here Jezus zelf op aarde rondliep, zijn discipelen voorging, en zo en op andere manieren precies aangaf wat zij doen moesten. Nee, de 'Meester' is in de hemel. Hij houdt contact met ons door zijn Woord en Geest, en door zijn engelen, Hij 'werkt mee', zoals Markus dat beschrijft, door tekenen en wonderen te geven op de verkondiging van het evangelie. En Hij wijst ons niet op ieder kruispuntje in ons leven of wij links of rechts moeten houden, maar Hij wijst ons de richting in zijn Woord en geeft ons door zijn Geest de kracht om die ook aan te houden. Hij is niet 'met ons' als kleine kinderen, die aan de hand gehouden moeten worden, omdat ze anders zomaar de gevaarlijke straat oversteken, maar Hij is 'met ons' zoals met volwassen mensen, door ze te steunen, door er voor hen te zijn, door richting en stuur te geven, en kracht om zelf de weg te vinden. Hij stuurt ons zelf op pad.
En, dat was het tweede, Hij stuurt ons niet voor niets op pad. Ik zei net: toen de Here Jezus naar de hemel ging toen zegende Hij zijn leerlingen. En ik heb toen de korte samenvatting van die zegen geciteerd uit Matteüs. Maar het is van het grootste belang dat we niet bij die korte samenvatting blijven staan. Want dan zouden we, op een andere manier, nóg in het oude testament kunnen blijven steken.
Want, als de Here ons met hemelvaart zelf op pad stuurt, dan is dat, in zekere zin, de schepping van de kerk van het nieuwe testament. Vóór de hemelvaart was er de groep van leerlingen van Jezus. Na de hemelvaart wordt díe groep de kerk van Christus. Dan gaan ze ook zelfstandig de dingen doen die bij de kerk horen (ik noem maar: een nieuwe ambtsdrager verkiezen in de vacature Judas). Nu, zoals de Here God zelf, bij de schepping van de mensen in Genesis de nu geschapen mensheid een zegen meegeeft, die tegelijk aangeeft waar die mensheid voor bedoeld is: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen van de zee en over het gevogelte van de hemel en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt - zo geeft de Here Christus zijn nieuwe mensheid een nieuwe zegen, die heel duidelijk in de plaats van de oude komt (want voor het besef van het nieuwe testament is de aarde al vervuld en onderworpen), een nieuwe zegen, met een nieuwe doelstelling: Gaat dan heen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben, bij dát werk, met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.
Daarmee worden de christenen op pad gestuurd, de grote wijde wereld in: met de opdracht om het evangelie door te geven. Want - Pasen en Hemelvaart horen bij elkaar! - dat evangelie is klaar, sinds Pasen: Jezus is opgestaan, het hele evangelie is voorzien van Gods grote handtekening en stempel: was getekend: God. Nu, dát moet uit, en dát moet de kerk doen, de rest is bijzaak. De rest, dagelijks werk en zo, ontwikkeling, vooruitgang, cultuur, noem maar op, het is een mooi extraatje als het je gegeven wordt, zomaar, bij het zoeken van Gods koninkrijk, maar het is het eerste niet, voor de kerk van déze Christus, die op déze manier naar de hemel gegaan is. Werken moet je niet om de aarde 'in cultuur te brengen' of zo, want daarin is God vandaag de dag niet geïnteresseerd, en bovendien is de wereld op allerlei punten al veel te ver in cultuur gebracht. Werken moet je in het nieuwe testament systematisch om in je levensonderhoud te voorzien, en als je meer dan dat hebt, om er, samen met anderen van te genieten als van een extraatje.
Maar waar het om gaat, dat is, dat we het licht van het evangelie verspreiden. Als er iets duidelijk is rond hemelvaart, dan is het dat. We worden zelf op pad gestuurd met het evangelie. Nee, ik bedoel niet dat we nu allemaal als een soort Jehovah's Getuigen de deuren langs moeten, of dat niemand een goede christen is die niet tenminste drie jaar van zijn leven met een E&R-project heeft meegedraaid. Ik heb het helemaal nog niet eens over georganiseerde evangelisatie gehad. En als u daar toch aan gedacht hebt, dan is dat een teken te meer van hoe ver we in onze kerken van de vanzelfsprekendheden van het evangelie vandaan gegroeid zijn. Ik heb het alleen nog maar gehad over díe vanzelfsprekendheid, dat wij, in ons gewone leven, spreken vanuit en over ons geloof: dat we Gods naam noemen als die van pas komt, dat we over ons vertrouwen spreken, ook met onze collega's, als iets dat voor ons vanzelfsprekend is, waar ons hart van overvloeit, dat wij ons niet schamen voor Christus, kortom, dat het van ons niet gezegd hoeft te worden wat je helaas zo vaak van vrijgemaakten hoort: dat ze wel geloven, maar dat je daar gelukkig in de praktijk van alledag weinig van merkt.
Broeders en zusters, Christus hemelvaart betekent dat wij zelf op pad gestuurd worden met het Evangelie, zelf in ons eigen leven. En daarin verwacht Christus iets van ons. Het doet me nog eens, nu op een andere manier, denken aan de Olympische Spelen. Als straks de spelen van Atlanta geopend worden, dan zullen we allemaal weer kunnen kijken naar dat grote spektakel van het overbrengen van het Olympisch vuur: de fakkel wordt doorgegeven van de ene hand in de andere, helemaal van Griekenland naar Amerika. Als u dat ziet, denk dan maar aan het Evangelie, en aan Christus. Dát is de bedoeling, dáárvoor heeft onze Heer ons gezegend en geeft Hij ons ook straks weer zijn zegen: dat we het vuur van zijn boodschap doorgeven, aanstekelijk zijn.
U zit zich vast al een dienst lang af te vragen waarom die kaars hier brandt. Wel, zo'n mooie olympische fakkel heb ik niet, en misschien is het beeld ook wel wat al te bijzonder voor gewone mensen zoals u en ik. Maar Christus' hemelvaart betekent dat we zelf op pad gestuurd worden met een boodschap van warmte en licht. Het is alsof we van Christus zelf een kaars in handen gedrukt krijgen. En dat is niet om er mee 'in ons klein hoekje' te gaan zitten, want dat betekent vroeg of laat, dat je je er aan brandt. Wie onder Christus' zegen bij zijn hemelvaart het evangelie niet doorgeeft, brandt zich eraan. Want we worden op pad gestuurd, zelf, niet alleen, maar ook niet voor niets. Amen.