Heidelbergse Catechismus, zondag 21

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 75,1
Liedboek gezang 175,1.2
lezen 1Korintiërs 3
Liedboek gezang 175,3.4
Zondag 21
Psalm 133
Gezang 29

Loenen-Abcoude Loenen 26/03/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Stelling: buiten de kerk is geen zaligheid, geen heil, geen redding. Wat denkt u daarvan? Als je niet bij de kerk hoort, kun je niet gered worden. Mee eens?


't Is niet zo'n sympathieke stelling, nietwaar? Ze ruikt naar: wij hebben gelijk, en wij hebben de waarheid, en de anderen hebben pech. Of naar: wij zijn goed en zij zijn slecht. En is het ook niet gewoon onzin? Wie zegt er nu nog dat je vrijgemaakt moet wezen om in de hemel te komen? We hebben nog steeds een beetje zo'n imago. Nog steeds kun je mensen dat mopje horen vertellen over die rondleiding in de hemel, waarbij mensen vragen: wat is dat daar, achter die muur? Ja daar zitten de vrijgemaakten; die denken dat ze alleen in de hemel zijn. Mocht ooit iemand zoiets gedacht hebben, ik hoor het tegenwoordig nooit meer. Ik hoor tegenwoordig veel meer dat de kerk niet zo belangrijk is. Als je maar in de Here Jezus gelooft.

Daarom begin ik vanmorgen maar eens met die stelling: buiten de kerk kun je niet gered worden. En ik ga die stelling verdedigen ook. Wie het er niet mee eens is, moet maar alvast beginnen met tegenargumenten te verzinnen. Of, als u dat leuker vindt, verzin zoveel mogelijk argumenten vóór de stelling: buiten de kerk kun je gered worden. Want dat is de stelling die ik onderuit ga halen. Om maar direct wat kaarten op tafel te leggen: dat mensen buiten de kerk gered kunnen worden, kun je alleen volhouden als je een vreemd beeld hebt van de kerk, van de Here Jezus, en van vergeving van je zonden. Andersom gezegd: om wat de kerk is, om wie de Here Jezus is, en om wat vergeving van zonden is, kun je buiten de kerk niet gered worden.


Buiten de kerk kun je niet gered worden. Wat is het dat ons automatisch tegen de borst stuit bij deze woorden? Ik denk de combinatie van hoogmoed en clubgeest die we er in proeven. Het is niet alleen het hoogmoedige, van: wij zijn de enige echte, en wil je gered worden dan moet je bij ons zijn. Het is ook die clubgeest, die potsierlijk aandoet. Je maakt je belachelijk met zo'n stelling: buiten de kerk kun je niet gered worden. Je hoeft maar even je ogen open te doen en buiten je eigen kerk te kijken, en je wordt genezen van zulke onzin.

En dat is waar ook. Als je de stelling zo opvat dat ze betekent: buiten een bepaalde kerkengroep kun je niet gered worden, dan is ze hoogmoedig, potsierlijk en baarlijke nonsens. Wij horen die stelling intussen bijna automatisch zo. En daar mogen we best eens op letten. Als we het over de kerk hebben gaat het voor ons op hetzelfde moment over 'mijn' kerk, 'onze' kerk, de kerk-gemeenschap waar wij lid van zijn. 'De' kerk, dat zijn wij en al die andere vrijgemaakten (en intussen wat christelijke gereformeerden). En je hoeft maar heel even na te denken om te beseffen dat er gelukkig heel wat meer mensen, zelfs in Nederland, gered worden dan er in 'onze' kerk zijn en komen zullen.

Intussen denken we dan op een heel vreemde manier over de kerk. Alsof de kerk een soort vereniging is waar wij lid van geworden zijn. Inderdaad een soort club, en dan niet van voetballers, maar van mensen die op hun eigen manier God willen dienen. Als het onder ons over de kerk gaat, kun je het woord kerk bijna altijd vervangen door het woord club: de vrijgemaakte clubs, de hervormde club, de Nederlands gereformeerde clubs, de christelijke gereformeerde club. En de stelling die ik hier verdedig betekent dan dus ook automatisch: buiten onze club kun je niet gered worden. Dat is dwaasheid, niet om de stelling, maar om deze manier van tegen de kerk aankijken.

Want de kerk is geen vereniging, geen club; de kerk is een vergadering. De kerk begint voor ons niet met een club waarvan wij lid worden, maar met de Here Jezus die mensen bij elkaar brengt, vergadert. En dat niet in de kleine proporties van Nederland, maar in de onoverzienbare verbanden van tijd en ruimte. De kerk is niet de Noordzee, of de Westerschelde, en ook niet het Kanaal of de Middellandse Zee. De kerk is de zee.

Het valt mij steeds weer (en nog steeds) op dat wij in onze vrijgemaakte kerkén, ondanks alle gepraat over de kerk, grondig verleerd hebben wat de kerk werkelijk is. Zondag 21 in een paar woorden, ontleend aan de Geloofsbelijdenis: de kerk is de vergadering van de ware, de echte gelovigen. In die vergadering komen dus bij elkaar de mensen die behouden worden. En artikel 28 van de Geloofsbelijdenis gaat dan in één adem door: en buiten haar is er geen heil. Dan gaat het over de kerk, en niet maar over onze kerkén, of andere kerkén. Dan gaat het over de zee, en niet maar over de Noordzee. Dan gaat het over al die plaatsen waar de eb en vloed van Woord en Geest is, en het zoute water van onderling toezicht en tucht. Buiten die kerk kun je niet gered worden. Dat is uiteindelijk een zelfde soort uitspraak als dat een haring buiten de zee niet in leven kan blijven.

Als het gaat over de kerk, dan moet je niet beginnen bij een kerkengroep, een kerkverband, een georganiseerde groep christenen, maar dan moet je altijd beginnen bij de Here Jezus, bij het grote geheel van zijn werk, zijn vergaderen en bijeen brengen van mensen. De kerk is de zee. Natuurlijk betekent dat niet dat het niet uitmaakt bij welke georganiseerde kerk je hoort. Om even in hetzelfde beeld te blijven: wanneer mensen hun eigen dammetjes en dijkjes aanleggen, dan verzandt de boel. En wanneer mensen gif in het water doen, dan gaan de vissen dood. Tegen menselijke vissen moet je dan zeggen: zwem terug naar zee, of weg van het gif. Maar dat doet niet af aan waar het me nu om gaat: de kerk is de zee, en niet maar het gedeelte van de zee dat wij kunnen overzien, of waar wij onze netten hebben uitstaan. Buiten de vergadering van de gelovigen, buiten de vergadering van degenen die behouden worden, kun je niet gered worden.


Ik ga naar het tweede wat ik noemde. Om te beweren dat je buiten de kerk wel gered kunt worden moet je wel een vreemd beeld van de Here Jezus hebben. Alsof de Here Jezus iemand is die mensen op zichzelf laat staan, die mensen eenling laat blijven. Buiten de kerk gered kunnen worden betekent in feite toch dat je ook wel op je eentje kunt geloven, dat je geloof iets zou zijn tussen God en jou, en daarmee uit.

Maar dat is gevaarlijke nonsens. Als mensen zeggen: ik geloof wel, hoor, maar ik heb geen behoefte aan een kerk, aan andere christenen om me heen, aan samen geloven en omgaan met God, dan laten ze daarmee merken dat ze helemaal niet in de God van de bijbel geloven, dat ze een heel andere Heer hebben dan Jezus Christus en dat de geest die hen bezield zeker niet de Heilige Geest is. Je kunt helemaal niet persoonlijk deel hebben aan de Here Christus, zonder ook samen deel aan Hem te hebben. Wie dat toch zou proberen heeft het over een ander.

Je kunt je dat op verschillende manieren voor ogen stellen. Denk bijvoorbeeld maar aan de manier waarop de Here Jezus zichzelf in de evangeliën aan ons laat zien. Hij is daar niet maar een eenling die andere eenlingen ontmoet. Hij verzamelt mensen om zich heen tot een menigte, een schare. Zij volgen Hem samen. Àls mensen Hem al individueel ontmoeten en volgen willen, dan kunnen ze toch niet op zichzelf blijven. Nicodemus, die de Here Jezus eerst alleen, 's nachts, in het geheim bezoekt, vinden we aan het eind van de evangeliën terug in de gemeente, samen met anderen. Aan de Here Jezus zit altijd een onoverzienbare menigte mensen vast, een schare die niemand tellen kan. Hem op zichzelf willen zien betekent Hem miskennen.

Maar je kunt het ook nog wel anders je voor ogen stellen. Wat is nu de kern van het christelijk geloof? Die zou je toch onder woorden kunnen brengen als dat de Here Jezus ons, mensen die zich uit onszelf in onszelf opsluiten, weer leert om God en mensen lief te hebben, om ons te openen naar Hem en naar elkaar. Hij geeft ons om zo te zeggen een cursus liefhebben met de daad. Het is volstrekte nonsens om zoiets schriftelijk op een zolderkamertje te willen doen. En omdat dat maar moeilijk tot ons door lijkt te dringen vinden we het ook met zoveel woorden in de bijbel: wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, die kán ook God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben. Het is juist het hart van de zonde, waar de Here Jezus ons van verlossen wil, dat wij ons op onszelf plaatsen en de hele wereld om ons laten draaien. Hoe zou je dan bij Hem kunnen horen en op jezelf blijven. Buiten de kerk, buiten gemeenschap met andere christenen, kun je niet gered worden. Dan heb je eenvoudig een ander geloof, een andere God, een andere Heer.


Tenslotte nog even iets over dat derde: wat voor beeld hebben wij eigenlijk van vergeving van onze zonden? Denken dat je buiten de kerk gered kunt worden betekent meestal dat je ook van de vergeving een merkwaardig beeld hebt. Alsof zonden iets zijn tussen God en ons, en vergeving dus iets dat in een onderonsje geregeld kan worden. Dat is eenvoudig niet waar.

De afgelopen weken werd ik daar even bij bepaald, toen ik op de radio een aantal mensen hoorde discussiëren over de paus en zijn gebed om vergeving voor wat de kerk onder andere tegenover de Joden had aangericht. Een Joodse dame zei toen dat ze verbaasd was, dat de paus alleen Gód om vergeving had gevraagd. In de Joodse traditie, en, zei ze, toch ook in de christelijke?, kun je God pas om vergeving vragen als je eerst de mensen die je gekwetst hebt om vergeving gevraagd hebt. Het een kan niet zonder het ander. En ik dacht: daar heeft ze groot gelijk in. Dat mogen we ons wel weer eens te binnen brengen.

Vergeving wordt als het goed is altijd gevraagd en gegeven aan mensen in een gemeenschap. Zo leert de Here Jezus ons zelf ook te bidden om vergeving. Hij zegt niet: vergeef ons onze schulden. Punt. Hij zegt: vergeef ons onze schulden zo, op dezelfde manier als, wij vergeven hebben wie bij ons in de schuld staan. Weten wij überhaupt nog wat we dan vragen? Wij met onze wrok en ons oud zeer. Wij vragen aan God vergeef ons op dezelfde manier als wij vergeven hebben. Is het daarom dat léven uit de vergeving van God ons zo vaak moeilijk valt? Omdat God ons inderdaad op deze manier verhoort?

Laten we het ons eens visueel voor ogen stellen. God geeft ons vergeving en redding als mensen die in een gemeenschap staan. Dat gaat op de manier van een avondmaalsviering. Samen zitten we aan tafel en samen ontvangen we Jezus leven voor ons leven, tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Dat is de vergeving van zonden zoals God ons die geeft. Dat is niet een onderonsje. Dat is niet iets tussen God en mijn ziel. Dat is iets gemeenschappelijks. En het veronderstelt dat we elkaar aanvaarden in het vragen om en geven van de vergeving van elkaars zonden. Buiten de kerk, buiten die avondmaalstafel (ja, inderdaad, in verbinding met al die andere avondmaalstafels: de kerk is de zee), kun je niet gered worden.


Goed, 't tijd om af te sluiten. Waar het me vanmorgen om ging was dit: de kerk is geen bijzaak, is niet onbelangrijk. De kerk is de zee, en buiten haar is er geen leven. Want Jezus is niet los verkrijgbaar, zonder zijn schare die niemand tellen kan, en vergeving wordt gegeven aan mensen in gemeenschap. Laten we van daaruit rondkijken in ons leven en onze opstelling zoeken. Laat je maar verrassen door Christus: ook waar je het niet verwachten zou is daar zomaar de zee, breed en weids. En wie vergeving vraagt en geeft, krijgt alles wat-ie vraagt en geeft duizendmaal meer van God in de vergeving van alle zonden in Jezus' naam. Daar kun je je als een vis in het water bij voelen. En dat is precies de bedoeling. Amen.


<<<