Loenen-Abcoude 22/05/94
Weesp-Nigtevecht 22/05/94
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
De ware Christus deelt uit. Als we dat ergens zien, dan is het op Pinksteren. Hij is de ware Zoon van de ware God, de God die geeft. En Christus geeft niet, zoals veel mensen aan collectes geven. Als je aanbelt, dan kijken ze eerst moeilijk, zoeken in hun zakken, vinden een kwartje of een gulden, en doen die snel in de collectebus om er van af te zijn. Integendeel, op alle punten het tegendeel. Wij hoeven bij Christus niet aan te bellen voor zijn gaven, Hij belt bij ons aan met zijn blijde boodschap. En Hij is niet een karige uitdeler, die mondjesmaat geeft, nee, Hij is royaal, Hij geeft alles wat we nodig hebben, alles. En Hij geeft het ons niet om er van af te zijn, juist niet. Hij wil juist bij ons blijven en bij ons betrokken blijven, bij alles wat wij verder doen en wat ons verder overkomt, voor altijd. Als we dat ergens zien, dan is het op Pinksteren. Mensen hoeven niet naar een speciale plaats te komen om de Heilige Geest in ontvangst te nemen. Hij wordt hen gegeven, daar waar ze zijn. En er vallen maar geen druppels Geest, nee, Hij wordt uitgestort in overvloed, en dat maar niet voor even, om daarna weer weg te gaan en ons aan onszelf over te laten, maar om bij ons te blijven en ons voor altijd aan God en aan Christus te verbinden.
Dat laatste, dat Christus ons alles, ook zijn Geest geeft, niet om van ons af te zijn, maar juist om ons bij zich te houden, dat moeten we goed vasthouden, want dat is het geheim van zondag 24, het geheim van die merkwaardige formulering: het kan niet anders of ieder, die door waar geloof in Christus is ingeplant, brengt vruchten van dankbaarheid voort. Want de ware Christus deelt uit. Gratis. We hoeven er niets voor te doen. Hij laat het van de daken roepen: Kom bij Mij, kom bij Christus, Hij heeft het weer goed gemaakt tussen God en ons en daarom zal God nu ook alles goed gaan maken. En voor iedereen die gelooft, iedereen die zegt: ja, dat wil ik!, voor die is het goed tussen God en hem of haar, en voor diegene zal God het nu ook goed gaan maken. Maar die gave, dat is niet net zo iets als de staatsloterij winnen, of een grote zak met geld erven van een ver familielid, iets wat je krijgt, zomaar, en waarvan je verder nu zelf maar moet weten en zelf maar moet zien wat je er mee doet. Christus komt niet ons leven binnen om er vervolgens weer uit weg te gaan, alsof Hij alleen maar een bezorger van Van Gend en Loos is, nee Hij komt bij ons binnen om bij ons te blijven. En alleen zo kunnen we iets begrijpen van dat merkwaardige 'het kan niet anders'.
Want het kan wel anders. En dat weten we maar al te goed. Daarom voelen we ons ook regelmatig lang niet op ons gemak bij dit soort uitspraken. Is het niet veel te veel gezegd, dat wie in Christus gelooft, ook naar dat geloof leeft? Blijkt het niet in alles dat wij vaak helemaal niet dankbaar zijn? Maak het maar concreet. Ik geef wat voorbeelden, ik denk aan niemand in het bijzonder, maar bedoel ons allemaal, mezelf incluis. Stel, je werkt in de bouw, en je gaat 's middags met je maats in de keet je tupperware-doos brood met ontbijtkoek en een appeltje verorberen. Bid je voor je eten? Of durf je dat niet aan? Tenslotte, als je je ogen weer open doet is je appeltje weg, of je ontbijtkoek op, of ze zitten te lachen, of noem maar op. Of stel, op school, in de pauze, of in een hoekje van de klas, zitten ze gore moppen te vertellen, of van die flauwe, gemene, over negers en meisjes en zo, dat is toch lachen geblazen, of niet? Of stel, je hebt ruzie met iemand, niet maar een beetje, nee echt, je bent er smerig tussen genomen, wat zeg je dan? En wat ga je dan doen? Verder laten stikken, dat figuur? En zo zouden we nog wel even door kunnen gaan. Kennelijk kan het wel anders.
Dankbaarheid, vruchten van dankbaarheid, dankbare daden, er komt bedroevend weinig van terecht als het om ons zelf gaat. En ook als er wel wat terecht komt van ons christelijk leven, dan is er nog van alles op aan te merken, als je eerlijk bent tenminste. Want ook als je je, met inspanning van al je krachten, hebt ingehouden tegenover zo'n gemeen loeder, kunnen ze beter maar niet aan je vragen wat je hebt gedacht. Bijvoorbeeld. Dankbaarheid, als je er zo in theorie over nadenkt, lijkt er niets vanzelfsprekender dat je dankbaar bent als je iets moois hebt gekregen. Maar in de praktijk, als het er op aankomt, spreekt dat allemaal niet zo vanzelf. Wij zijn over het algemeen een stuk egoïstischer dan we wel willen toegeven. We zeggen 'dank u wel' en gaan vervolgens vroeg of laat onze eigen gang, hoe groot het geschenk ook is dat we hebben gekregen. Zo gaat het bij mensen onderling, zo gaat het net zo bij God. Het hele oude testament is er één groot voorbeeld van. Een heel land had God aan Israël gegeven, met alles er op en er aan, ja alles in overvloed. En toch loopt het uit op de ballingschap, want iedere keer weer vergaten ze God. Heel herkenbaar, toch? Wij hebben een vreselijk selectief geheugen. Wat we missen, wat we niet gekregen hebben, dat kunnen we een leven lang onthouden, en er over na blijven zeuren, maar wat we wel gekregen hebben? Och..
Nee, als het zo zou zijn met Christus' gaven dat Hij ze ons zou geven en ons verder aan onszelf overlaten, als wij nu verder zelf dankbaar zouden moeten zijn, dan zou dat antwoord 64 van de catechismus nergens op slaan. Dat moeten we heel goed onthouden. In het christelijk geloof komt er nooit een moment dat we kunnen zeggen: zo, en nu wij, zo, dat heeft Christus dan voor ons gedaan, en nu zijn wij aan de beurt, om dankbaar te zijn of zo. En als we dat toch proberen, dan staan de teleurstelling, de uitputting en de verwaandheid al om de hoek klaar om zich meester van ons te maken. Want zo is het toch? Wie kent niet de ontnuchtering, als hij ziet wat er van al zijn goede voornemens is terechtgekomen? En de matte vermoeidheid die ons kan bevangen als we zien wat we allemaal nog 'moeten'? En de valse trots die bij ons boven kan komen als ons eens iets gelukt is. Ja ja. Wie zelf zijn best gaat doen om te laten zien hoe dankbaar hij is, die ontdekt voornamelijk hoe ondankbaar hij in feite is. Doe een mond open, en je hoort het. Stel een daad, en het is een zondige daad. Zo is het, zolang wij zondaars zijn. Dat is het realisme van de catechismus: onze beste werken in dit leven, ze zijn allemaal onvolmaakt en met zonden bevlekt.
En toch.. hoe snel denk je dat niet, dat God ons zijn goede geboden geeft en dan verder es gaat staan kijken wat wij ervan maken. En zo is het niet. Daar moeten we elkaar telkens weer op wijzen. Zo gaat het niet met Christus' gaven. Hij duwt ons zijn gaven maar niet in handen en loopt vervolgens weer verder en laat ons er mee aanmodderen. Daar zouden we immers tenslotte niets aan hebben. Vroeg of laat zouden we zeggen: zo, dat is mooi, en de boel de boel laten. Nee, Christus blijft bij ons en van Hem gaat kracht uit. Daarom kan er gezegd worden: het kan niet anders of. In een beeld gesproken: door het geloof worden we als het ware op Christus aangesloten als op een krachtcentrale, en onder spanning gezet. Dat kan niet anders dan beweging in ons brengen. Als dat niet zo is, als het geloof helemaal niets bij ons losmaakt, dan staan we voor de gevaarlijke vraag of we überhaupt wel werkelijk in Christus geloven. En als het maar een klein beetje beweging in ons leven brengt, is het duidelijk dat er zware weerstanden van ongeloof en kleingeloof in ons de energie van Christus in de weg staan. In beide gevallen is er maar één medicijn: kijk opnieuw naar Christus, kijk naar Hem, zoals Hij voor u staat in het evangelie, met al zijn gaven van verlossing en vergeving, van uitredding en genezing. Hij ziet u in liefde aan. Hij is de Christus die uitdeelt, eenvoudigweg en zonder verwijt, als de ware Zoon van de ware God.
Hij deelt uit, ook kracht, levenskracht waardoor er iets terecht komt van het evangelie in ons leven, werkelijk. Dat is de kracht van de Heilige Geest. We hebben er over gelezen bij Paulus. Waar Christus komt, daar komt Hij met het krachtenveld van de Geest. En daarin blijft Hij bij ons. Gelukkig maar, want alleen de kracht van de Geest van Christus is sterk genoeg om de kracht van de zonde, het egoïsme en de ondankbaarheid te breken. Die kracht wil Hij ons geven. Daarmee komt er een wet, een regel, een ordening van leven in ons bestaan. Paulus noemt dat in vers 2 de wet van de Geest van het leven. En die maakt ons vrij van de wet van de zonde en de dood. De wet van de zonde en de dood, dat is de noodzaak te moeten zondigen, onontkoombaar te zondigen. Als ik het goede wens te doen is het kwade bij mij aanwezig. Wat je niet wenst, dat doe je toch: het kwade. Die regel, die wordt gebroken door de Heilige Geest, met zijn wet, zijn ordening van léven. Dat is de kracht die uitgaat van Christus. Daarmee blijft Hij bij ons.
Daarom - en alleen daarom - kunnen jullie, jongens, zometeen bij de belijdenis van je geloof ook verklaren dat je van harte begeert God de Here lief te hebben en te dienen naar zijn Woord, te breken met de wereldse begeerten, je oude natuur te doden en godvrezend te leven. Ga er maar aanstaan: je oude natuur doden. Je oude natuur, dat ben je zelf. Verander je zelf maar es. Dat is even onmogelijk als je aan je eigen haren uit het moeras trekken. Zulke dingen kun je alleen zeggen in het krachtenveld van de Geest van Christus. Maak je daarom geen goede voornemens en vooral geen illusies over wat jij zelf nu terecht gaat brengen van het leven voor God. Dat wordt niks. Nee, zoek des te meer alles wat je wilt bij Christus. Neem je voor om Hem niet uit het oog te verliezen. Blijf bij Hem in de buurt, Hij is je kracht en je schild en Hij alleen. Alleen en zolang als je bij Hem blijft zul je ook deze belofte gestand kunnen doen.
En daarin staat de hele gemeente van Christus om je heen. We doen in de kerk niet anders dan elkaar daaraan helpen herinneren, op allerlei manier. Alleen en zolang als wij bij Christus blijven, ons op Hem richten, komt er in ons leven iets terecht van het goede. Zodra wij ons losmaken van Hem en op onszelf gaan staan, treedt er een ernstige stroomstoring in ons leven op. Dan begint onherroepelijk de motor van ons christelijk leven te haperen en te stotteren. Wie iets merken wil van de kracht van de Geest in zijn leven, die moet zich op Christus richten, zich openen naar de Heiland toe. Van Hem gaat de energie uit om werkelijk te leven, volgens de wet, de regel van de Geest van het leven. Alleen zolang we in Christus zijn ingeplant, werkelijk bij Hem horen en met Hem leven, zolang geldt dat 'het kan niet anders' van zondag 24. Zodra we Christus loslaten slaat dat nergens meer op en blijkt het, keer op keer: het kan wel anders.
En dat blijkt helaas in de werkelijkheid maar al te vaak. Ons leven kan wegzakken in egoïsme, onverschilligheid en zonde. De kracht van Christus kan ver te zoeken zijn in ons leven. Alles draait dan op een gegeven moment om onszelf. Dan leven we, zoals Paulus dat noemt, in het vlees. En dan hebben we, als we eerlijk zijn, geen leven, en ook geen rust. Want als het allemaal om onszelf gaat is het nooit genoeg en is het nooit goed. En dat is een heel ernstig waarschuwingssignaal. Paulus leert het ons: wie de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe. Daarmee bedoelt hij maar niet een soort noodlot aan te duiden, zo van: ja, je moet wel de Geest hebben gekregen om bij Christus te horen, en anders, dan ziet het er slecht voor je uit. Nee, hij gaat uit van wat hij zelf eerst heeft gezegd, dat bij Christus de kracht van zijn Geest hoort. En als je nu die Geest niet terugvindt in je leven, pas dan op! Dat is een ernstig signaal dat je Christus zelf bent kwijtgeraakt.
Maar dat is geen reden tot wanhoop, of tot afwachten of je de Geest misschien terug mocht krijgen, nee, het is een reden tot omkeer. Want ons leven lang, altijd is Christus bij ons, met al zijn gaven, ook zijn kracht. Ook daaraan mogen en moeten wij in de kerk elkaar telkens weer herinneren. Ook als wij, in eigenwijsheid of onverschilligheid een tijdlang met de rug naar Christus toe leven, en dus zijn krachten uit ons leven weg zien vloeien, hoeven wij ons maar om te draaien en we staan we oog in oog met Hem, de ware Christus, die uitdeelt. De kerkelijke vermaning en tucht, waaraan jullie je straks belooft te zullen onderwerpen, komt precies daar op neer: dat wij in de kerk tegen elkaar zeggen, als we zien dat de ander met de rug naar Christus toe leeft: draai je om, keer je om, kijk naar Christus, pak aan wat Hij geeft, leef uit zijn kracht, houdt op eigenwijs te zijn. Dat beloof je te doen. Dat is geen harde belofte, maar juist een blijde belofte. Want wanneer je je omdraait, wanneer je je 'bekeert' dan sta je weer goed, oog in oog met onze geliefde Heiland. Hij geeft de kracht om te breken met het kwaad.
En we hoeven er nooit aan te twijfelen of die kracht wel voldoende is. Christus is geen karige gever, die mondjesmaat uitdeelt. Zijn Geest is uitgestort op Pinksteren, meer dan voldoende om een totaal ander mens te worden, een mens die lijkt op Christus, een mens die handelt in zijn geest, ja een godenzoon, een godendochter, dat word je bij Christus. Allen die in Hem geloven, die Hem aannemen, hun heeft Hij de macht gegeven zonen en dochters van God te worden. Door de Geest, die ons werkelijk zonen en dochters van God maakt, concreet, in ons eigen leven. We gaan ons ook als zodanig gedragen. We roepen tot God: Vader, onze Vader in de hemel. Allen die door de Geest van God geleid worden zijn zonen en dochters van God.
Dat hoort allemaal bij Christus en Christus is bij ons, heel concreet. Hij laat ons niet los, en aanmodderen in ons eentje, om te zien of wij wel dankbaar zijn of zo. Juist als we direct voor de keus staan: ga ik bidden voor mijn eten of niet, ga ik iets zeggen van die vieze taal of niet, ga ik het weer goedmaken met die ander of niet, juist dan is Hij ons het meest nabij, met al zijn gaven, ook met zijn kracht. Hij is ons voorgegaan in de beproevingen en in de moeiten. Hij weet wat het is. Zijn Geest weet het ook, en Hij is sterk genoeg. Hij is er bij. Zie dan deze Christus in de ogen. Hij weet wat het is om het moeilijk te hebben met Gods geboden. Hij heeft gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden, voor ons. Laten we dan inderdaad onze kracht zoeken bij Hem. Dan zullen we het ook ervaren, concreet in ons eigen leven: het kan niet anders of ieder die door waar geloof bij deze Christus is ingeplant, brengt vruchten van dankbaarheid voort. Amen.