Heidelbergse Catechismus, zondag 24

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 95,1-2
Psalm 95,3
Matteüs 18
Psalm 34,1-2
Zondag 24
Gezang 38,3.4
Gezang 402,1,6-10

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 95,1-3
Matteüs 18
Psalm 34,1-2
Zondag 24
Gezang 38,3.4
Gezang 95,3
Gezang 103/408/442

Loenen-Abcoude 25/10/98
Amsterdam-C 25/10/98
Amsterdam-Z/W 03/10/99
Amersfoort-W 07/05/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Het is weer goed tussen God en ons. Daar hoeven we niets voor te doen. Het is al voor ons gedaan.

Dat heb ik twee weken geleden gezegd bij Zondag 23. En ik heb al wel gemerkt dat we er nog maar even op door moeten gaan. Want de vraag kwam natuurlijk: maar hoeven we dan helemaal niets te 'doen' voor ons geloof? Voor onze zaligheid? Ofwel: ja maar, maar deze leer de mensen niet zorgeloos en goddeloos?

Nee dus. En voor ik nu verder ga met dat wat nog wèl verder gezegd moet worden - het is weer goed tussen God en ons. Daar moeten we iets (in) mee doen. - moeten we ook nog maar even stilstaan bij dat: nee, je hoeft er niets voor te doen. Dat doet zondag 24 ook: vraag en antwoord 62 zegt eigenlijk: wees jij nu maar blij dat je er niets voor hoeft te doen. Dat zou nooit wat worden.

Al met al krijgen we zo het volgende thema-met-verdeling voor de preek: Het is weer goed tussen God en ons.

Daar hoeven wij niets voor te doen.

Daar moeten wij iets mee doen.

Daar mogen wij iets in mee doen. Want het is al voor ons gedaan.


Het is het mooiste en tegelijk misschien wel het moeilijkste van het geloof in Jezus Christus, dat het allemaal al gebeurd is, dat het allemaal al voor ons gedaan is. Intussen bijna tweeduizend jaar geleden leefde de Here Jezus voor ons. Hij leefde, werkte, leed en stierf, stond wonderlijk weer op en is naar de hemel gegaan. Allemaal voor ons. Zo wordt het ons verteld in het evangelie. En het wordt uitgedeeld, gratis voor ieder die het hebben wil: Het is weer goed tussen God en ons. Daar hoef je niets voor te doen. Dat is al gedaan.

En laten we ons bij zondag 24 ook maar eens goed indenken hoe beschamend dat eigenlijk is voor ons. Als het om goed maken gaat komen wij er niet aan te pas. Zo van: ga jij nou maar niet proberen om het weer goed te maken, want dan maak je het alleen maar erger. Vergeet dat nu maar. Wees blij dat het allemaal voor je gedaan is. Dat aanvaarden en inderdaad blij zijn met de gave van het evangelie, houdt in dat je metterdaad toegeeft dat jij, dat wij het kunnen vergeten om iets goed te maken, om iets af te lossen van onze schuld. Dat is beschamend. We hebben reden ons voor God te vernederen.

Dat blijkt steeds weer niet eenvoudig voor mensen. In plaats van te erkennen dat je het goede leven met God alleen maar kunt ontvangen: voor jou gedaan, afzender: Christus - roepen wij: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. Heer, heb geduld met mij, morgen zal ik het anders, beter doen. Heer, heb geduld met mij, morgen zal ik al mijn goede voornemens uitvoeren. Als ik groot ben, als ik oud ben, zal ik minder zonden doen. Heer, heb geduld met mij, dan zal ik... Maar net zo min als die heer uit de gelijkenis heeft onze Heer geduld met ons. Als het om dit soort dingen gaat heeft God weinig geduld. Er staat: De heer van die slaaf kreeg medelijden met hem, liet hem vrij en schold hem de schuld kwijt.

En laten we daar maar blij mee zijn. Want als puntje bij paaltje komt hebben wij weinig reden om te hopen op geduld, op uitstel van betaling. Vragen: Heer, heb geduld met mij, betekent: niet inzien hoe groot je schuld eigenlijk is. Tienduizend talenten, staat er in de gelijkenis. Miljoenen goudstukken vertaalt Groot Nieuws terecht. Vergeet het maar. God is volmaakt. En als wij geduld willen hebben om eerst iets voor God te doen, zal het net zo volmaakt moeten zijn. Laten we dat nu maar opgeven. Met medelijden zullen we het moeten doen, of dat ons ego nu bevalt of niet. Je hoeft er niets voor te doen, wees daar nu maar blij mee.


Juist omdat we dat zo lastig vinden, om gewoon blij te zijn met iets dat wij uit medelijden krijgen, omdat we eigenlijk zelf dit of dat willen doen, al is het maar voor ons gevoel van eigenwaarde, omdat we toch steeds maar dat éne doelpuntje voor de eer willen scoren, ook al verliezen we met 31-1, daarom moeten we ook niet te snel doorlopen naar dat tweede: Het is weer goed tussen God en ons. Daar moeten wij iets mee doen. Hoe sneller je daar aankomt des te meer risico is er dat je er iets anders van gaat maken.

Ik heb de indruk dat de verbastering van dit evangelie die in onze kerk het meest voorkomt, is, dat wij iets zouden begrijpen als: nou, dat het weer goed komt tussen God en ons, dáár hoeven wij niets voor te doen. Dát is al gedaan. Gelukkig. Maar dán moeten wij wèl iets doen: dankbaar zijn en dankbaar leven. Zoals zo vaak als wij een cadeau krijgen, denken we dat wij wel iets terug zullen moeten doen. En het lijkt er nog op dat het verhaal van de Here Jezus over die koning en zijn twee slaven dat bevestigt ook. Die eerste man was niet dankbaar voor wat hij gekregen had, en daarom gehoorzaamde hij ook niet aan de wet van God: hij had zijn broeder niet lief, en dus geen geduld met hem; en daarom werd hij alsnog gestraft.

Maar de koning liet hem komen, en zei: slechte slaaf, had jij geen medelijden moeten hebben met je medeslaaf? Ik hoop dat u begrijpt wat dat inhoudt: stel, dat die eerste slaaf tegen zijn collega had gezegd: oké, ik heb geduld met je, je krijgt uitstel, maar je komt over de brug! Ook dan had zijn koning hem geroepen, en hem hetzelfde verwijt gemaakt. Het gaat niet om geduld, om uitstel, het gaat er niet maar om dat die slaaf nu zelf iets, wat dan ook, aan goeds gaat doen. Het gaat er om dat hij iets doet met wat hij gekregen heeft: medelijden. Het gaat er om dat dat wat hij gekregen heeft tot een levende kracht in zijn leven wordt. Dat de plant van de ontvangen genade vruchten draagt in ons leven.

Dat geldt in het verhaal van de Here Jezus voor het geven van vergeving. Maar in het gedeelte daarvoor zien we precies hetzelfde. Eerst vertelt de Here Jezus over dat verloren schaap. En uit het verband is het duidelijk: jongens, jullie waren de weg kwijt als zo'n schaap en wat ben Ik blij dat Ik jullie gevonden heb. Net zo goed moeten wij daar iets mee doen. En dan gaat het over 'als uw broeder zondigt', zoek hem op. Pas als hij na vele pogingen niet thuis geeft, niet gevonden wil worden, pas dan mag je elkaar loslaten. Ziet u: de ontvangen genade: door God, door de Here Jezus gevonden te zijn, wil vrucht dragen in ons leven.

Laten we dat eens in een algemener beeld vertalen. De dames en heren van catechisatie kennen het al. Wanneer wij cadeaus krijgen en geven, wat zit daar voor ons aan vast? Heel vaak een soort verplichting: dat wij nu ook een cadeau van zeg, een zelfde waarde terug geven of terug verwachten. Ook al zeg je nog zo hard van niet, wanneer jij iemand een cadeau van een rib uit je lijf gegeven hebt, voel je je niet prettig als je een luizig luchtje van het Kruitvat terugkrijgt. En omgekeerd verzinnen we soms al wat wíj zullen terug-geven als we een cadeau uitgepakt hebben. Is dat nu bij God ook zo? Verwacht Hij iets terug van ons als Hij ons de overweldigende gave van zijn Zoon geeft: het is weer goed tussen Hem en ons, hoef je niks voor te doen, is al gedaan? Nou, nee dus. Dat zou precies dat geheel opleveren dat we net van de hand gewezen hebben: iets van: en nu zijn wij aan de beurt, nu moeten wij iets doen, iets dankbaars, iets groots, iets zwaars.


En dan komt vanzelf de tegenwerping: ja, maar verwacht God dan helemaal niets van ons? Geeft Hij zijn gave zo maar, geeft Hij zijn Zoon zo maar weg? Als een soort kosmische verkwisting, verspilling? Nou, weer nee dus. Dan was die koning in het verhaal van de Here Jezus nergens meer op terug gekomen. Eens gegeven blijft gegeven, geldt dan, ongeacht de gevolgen.

Kennelijk geldt bij God een andere regel dan zo vaak bij mensen: als Hij ons zijn immense gaven geeft, verwacht Hij van ons dat wij die gaven delen, uitdelen, verder geven. Dat kan ook, want zijn gave is groot genoeg. Dat kan ook niet anders, want Gods gaven zijn een levende kracht in ons bestaan. Je moet er iets mee doen.

In dit verband gebruik ik rustig het woord 'moeten'. Ook al weet ik uit ervaring, ook uit ervaring van in de kerk zitten, hoe dat woordje dat grote gevoel van 'wat moeten wij nu allemaal weer' kan oproepen. De catechismus gebruikt even rustig het woord 'goede werken', en komt daar in een zondag verderop zelfs nog uitgebreid op terug. Ook al wisten ze toen heel goed hoe die woorden 'goede werken' heel de uitputting van de Roomse leer konden oproepen. Want nu kan duidelijk zijn dat het niet gaat om een 'nu moeten wij, zelf, allerlei dingen gaan doen', om een 'nu zijn wij aan de beurt', zelf, alleen. Nee, wie hier iets beseft van wat-ie ontvangen heeft: het is weer goed tussen God en ons. Daar hoef je niets voor te doen. Dat is al voor ons gedaan - die beseft ook: daar moet ik iets mee doen.


Dat ga ik tenslotte nog even iets uitwerken in het derde punt, zoals gezegd: Het is weer goed tussen God en ons. Daar mogen wij iets in mee doen. Nu even afgezien van de formulering van dit punt, die hier vooral gekozen is om in het rijmschema van de verdeling te passen - waar gaat het dan om? Nou, het gaat me er om, om deze dingen even iets persoonlijker te maken. Want God geeft ons maar niet een cadeau, een zakelijk iets. God geeft ons ook maar niet 'genade', 'gerechtigheid', 'vergeving', of zo, als uiteindelijk abstracte woorden, die ons leven niet raken. Nee, Hij geeft ons het geschenk van zijn Zoon, Jezus Christus. Hij heeft dat allemaal voor ons gedaan. In het evangelie zoekt Hij ons heel persoonlijk op, met zijn leven, lijden, sterven en opstanding, allemaal voor ons.

Als het er dan om gaat dat wij iets met Gods grote gave doen, dan kun je dat dus 'uitpakken' op de manier van: je mag nu voortaan met de Here Jezus mee leven. God geeft ons de gave van verzoening en nieuw leven niet als een bezorger van Van Gend en Loos, die om een handtekening vraagt en dan weer vertrekt. Hij geeft ons die in de persoon van de Here Jezus, om voor altijd met Hem te leven. Door waar geloof in Christus ingeplant, noemt de catechismus dat. Wij leven niet op onszelf meer, nooit. Wij leven met de Here Jezus, met Hem mee, of beter gezegd: Hij met ons mee.

Daar moeten we wat mee doen betekent dus: met Hem mogen we alles doen. En als we dat doen, als we ons leven leiden met Hem, biddend, luisterend naar zijn stem, dan gebeurt er ook van alles in ons leven. Dingen die we zelf niet zouden hebben gekund of zelfs maar verzonnen. Kijk es, als je alleen maar een groot cadeau krijgt, dan kun je gemakkelijk je verkijken op alleen maar de waarde van dat cadeau. Dan kan het je vergaan als die eerste slaaf, die zo opgelucht was over de kwijtschelding van zijn, zijn eigen grote schuld, dat ie buiten al weer vergeten was dat zijn heer medelijden met hem had. Wanneer wij alleen maar kijken, bijvoorbeeld, naar de vergeving van ónze zonden, dan kan het ons overkomen dat we zo opgelucht verder gaan dat we buiten al weer vergeten zijn dat God medelijden met ons had, en uit onze slof schieten tegen de eerste de beste die ons voor de voeten loopt.

Maar wanneer we Gods gave heel persoonlijk laten zijn, en iets beginnen te beseffen van de aanwezigheid van de Here Jezus in ons leven, dan zien we zijn ogen ons aankijken van achter onze naaste, zien we zijn handen, u weet wel, met die littekens voor ons, om die ander heen, en als we naast ons kijken, zien we zijn voeten naast ons gaan, het leven door. En vergeet dan nog eens, dat Hij medelijden met ons had, dat Hij ons gevonden heeft...!


Ja, ik weet het wel, dat kan. En als dat meer dan een ongeluk is, iets waar we spijt van hebben. Als we werkelijk onze eigen gang willen blijven gaan, niet met Hem mee, maar zelf, laten we dan beseffen dat we eens zullen horen: wie ben jij? wat doe jij hier? ga heen, Ik heb jou nooit gekend. Juist omdat Gods gave zó persoonlijk in ons leven staat, als de mens Christus Jezus, de grote middelaar van God en mensen, juist daarom kunnen wij al onze smoesjes vergeten.

Vruchten van dankbaarheid, ja. Rustig met Hem mee, het leven door gaan. Kijk eens wat er dan gebeurt. Zal het volmaakt zijn? Wat ons betreft niet. Maar dát hoeft ook niet. Samen met Hem zal het volmaakt zijn, ja, samen met Hem is het al lang volmaakt. Want in het hart van de bijbel staan die vier evangeliën. En ze beschrijven wat er is gebeurd. Opnieuw was God op aarde, nu als mens, maar niet minder als schepper. De dagen van Jezus op aarde waren opnieuw dagen van Gods scheppen. Toen schiep God al die goede werken, één voor één, opdat wij daarin zouden wandelen. Wij mogen daar in delen, rustig, en alle dagen van ons leven genieten van de rust die God geeft. Want wie goed kijkt, ziet het: het is al voor ons gedaan. Amen.


<<<