Loenen-Abcoude 29/05/94
Weesp-Nigtevecht 29/05/94
Amsterdam-ZW 20/08/95
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Waar komt dit geloof vandaan? Het is zo'n typische vraag van de catechismus die in onze tijd ondertussen een hele extra dimensie heeft gekregen. In vraag 65 gaat het duidelijk om het geloof dat ons aan Christus en al zijn weldaden deelgeeft, het geloof aan de belofte van het evangelie. Op die belofte komt antwoord 66 dan ook met zoveel woorden terug en in antwoord 67 wordt diezelfde belofte naar zijn inhoud uitgewerkt: het enige offer van Christus aan het kruis. Wanneer wij zo'n vraag horen als: waar komt het geloof vandaan, dan denken wij echter snel aan een ander soort geloof: het geloof in God in het algemeen. Als mensen van vandaag de dag hebben ook wij er last van dat het hele bestaan van God een vraag geworden is. We hebben in de kerk mooi praten, maar op ons werk, of als we op een andere manier weer in de gang van ons dagelijks leven terechtgekomen zijn, komt de vraag boven: hoe werkelijk is dat nu allemaal, waar we het in de kerk over hadden?
Het is een typische aanvechting voor twintigste eeuwse christenen in West-Europa, dat we het gevoel kunnen hebben dat heel het christelijk geloof, ja dat geloven überhaupt niet meer voorstelt dan woorden, woorden waar geen werkelijkheid bij hoort. Waar komt het geloof vandaan? het kan een vertwijfelde vraag worden van iemand die de werkelijke kracht en kleur van het geloof uit zijn leven ziet wegtrekken. Het kan een schrijnende vraag zijn van iemand die zijn kind heeft zien wegdwalen van het geloof, niet naar een andere kerk, maar helemaal weg, het wijde leven in zonder God. Dat zijn zo een aantal vragen die in ieder geval bij mij boven komen bij het lezen van zo'n zondag als deze.
Toen we het een paar weken geleden over zondag 23 hadden, heb ik gezegd dat op de achtergrond van de catechismus zo'n groot geloofsvooroordeel speelt, dat wat God over ons leven zegt belangrijker is dan alles wat wij er zelf van vinden of wat anderen van ons zeggen. Maar wat moet je nu doen als je juist dat geloofsvooroordeel, ja het geloof zelf uit je leven ziet wegglippen? Wat heb je dan aan zo'n antwoord 65, dat het geloof van de Heilige Geest komt, die het in ons hart werkt door de verkondiging van het evangelie en het versterkt door het gebruik van de sacramenten? Is dat hier ook van toepassing? En hoe dan? Op dezelfde manier? Ja, dat denk ik wel. Ik denk dat voor het geloof in God uiteindelijk precies hetzelfde geldt als voor het geloof aan de belofte van het evangelie. Alles wat wij van God kunnen zeggen wordt immers samengevat in zijn Zoon, Jezus Christus? Zonder geloof in Hem betekent ook ons geloof in God niets. Ik hoop dat ik u in deze preek daarvan kan overtuigen, dat ook als het gaat om ons geloof in God in de breedste zin van het woord, geldt dat wij zijn aangewezen op Gods spreken in woord en daad.
Maar eerst wil ik graag even waarschuwen niet de verkeerde dingen te verwachten van wat nu komt. Er is geen gebruiksaanwijzing voor geloof. Je kunt het niet 'maken' of 'afdwingen'. Het is met geloof net als met blijdschap, met vreugde. Blijdschap wordt opgeroepen door dat waar je blij mee bent. Zo wordt geloof opgeroepen door degene in Wie wij geloven, niet door bepaalde middelen. We moeten niet vergeten dat antwoord 65 niet luidt: Van de verkondiging van het heilig evangelie en het gebruik van de sacramenten, maar: Van de Heilige Geest, die.. Dat is niet bedoeld om ons nog eens extra onzeker te maken. Zo kan het wel overkomen. Wij komen vaak te spreken over de Heilige Geest als wij zelf niet meer begrijpen hoe de zaken in elkaar zitten en tot stand komen. Hij wordt dan een soort ongrijpbare stille kracht, waarvan je maar moet afwachten of Hij in jouw leven langswaait. Maar dat is niet de bedoeling. Bedoeld is juist dat geloof opgeroepen wordt door degene in Wie wij geloven. Het is ergens net zoiets als iemand liefhebben. Als je verkering hebt en niet bij elkaar in dezelfde plaats woont, dan kun je brieven schrijven en pakjes opsturen. Maar niemand zal, wanneer hem of haar gevraagd wordt: waarom hou je van die ander? antwoorden: omdat hij brieven schrijft of pakjes stuurt. Nee, je houdt van die ander om wie hij is, en dat komt uit in die brieven en in die pakjes.
Zo is het met God ook. Geloven in God betekent houden van Hem en blij zijn met Hem zoals Hij is, en dat komt duidelijk uit in de bijbel, in het evangelie, in doop en avondmaal, waarin God dat evangelie laat uitbeelden. Het gaat in het christelijk geloof dan ook nooit om de bijbel op zich of om doop en avondmaal op zich, maar altijd om wat er in de bijbel staat en om wat doop en avondmaal betekenen. Het christelijk geloof is geen 'boekgodsdienst' zoals bijvoorbeeld de Islam dat is, met allemaal regels en gebruiksaanwijzingen voor God. Nee, uit wat in de bijbel staat komt naar voren wie God is, en dat wij daar oog voor krijgen en blij om worden, daar gaat het om en dat doet de Heilige Geest. Dat allerlei karaktertrekken van God, zoals die in de bijbel naar voren komen, voor ons samenkomen in één Persoon, dat we een juist beeld van God krijgen, dat doet de Geest. En Hij doet dat graag. Hij heeft ons dat allen beloofd toen we gedoopt werden in zijn naam. Op die belofte mogen we een beroep doen ook als we het gevoel krijgen dat ons geloof 'leegloopt'.
Maar de Geest doet dat altijd door te spreken, met woord en daad. Het gaat altijd om de God die in de bijbel naar ons toekomt, die daar zijn evangelie tot ons spreekt, die datzelfde evangelie laat tasten in doop en avondmaal. Op die middelen zijn we aangewezen, altijd, want alleen daarin komt God zo naar ons toe dat we Hem kunnen leren kennen en liefhebben. Dat geldt alleen voor de bijbel, en voor niets anders wat er in de werkelijkheid gebeurt. Natuurlijk, God is ook aan het werk in de geschiedenis om ons heen, Hij heeft overal de hand in en niets gaat buiten Hem om. Maar Hij werkt op een verborgen manier, en Hij is niet de enige die werkt. Zowel de geschiedenis als de natuur vormen voor ons een verwarrend geheel van zin en onzin, van orde en chaos. Hoe zouden we daarin God kunnen leren kennen en van Hem leren houden als we Hem niet eerst hadden ontmoet in de bijbel, in de persoon van Jezus Christus, als de God die van ons houdt? Er is maar één 'zaad van wedergeboorte', één bron voor ons geloof, het levende en blijvende woord van God, de evangelie boodschap die ons is verkondigd. Daarom zijn we altijd weer aangewezen op wat er in de bijbel staat en worden we daar eindeloos naar terugverwezen.
Op een onbekend tijdstip heeft Luther eens een aanwijzing geschreven voor iemand in sterke aanvechtingen. Hij bedoelde iemand die zich door God verlaten en afgewezen voelt, verstoten van Gods vriendelijk aangezicht. Maar ook daarin vinden we precies diezelfde eindeloze terugverwijzing naar de bijbel, naar het evangelie, naar de liefde van God voor ons, zoals die in de bijbel naar ons toekomt. Luther begint er meteen mee: in de eerste plaats moet die persoon zich niet op zichzelf terugtrekken en naar het eigen gevoel over zichzelf oordelen, maar de woorden vastgrijpen en daaraan gaan hangen, die hem in Gods naam voorgehouden worden, daarop steunen en alle gedachten en gevoelens daarnaar verwijzen. In de bijbel vinden we bovendien ook andere mensen die zulke aanvechtingen te verduren hadden, en leren we dat God ons door de moeite heen rijker wil maken met Hem. Die verdieping van je leven kun je niet zonder aanvechtingen krijgen. Heel centraal in het geheel zet Luther vervolgens dat we met die aanvechtingen naar God zelf toe moeten gaan. Hij raadt aan Psalm 142 te bidden, helemaal, en telkens weer, en je te blijven beroepen op de belofte dat God horen zal naar ons bidden. En als dat allemaal niet helpt, en de aanvechtingen sterker worden, dan moeten we niet ophouden en andere middelen zoeken, nee, volhouden, nog eens hetzelfde doen, en nog eens. Want alleen in Christus vinden we troost en genezing, rust en kracht.
Eén eindeloze terugverwijzing naar de bijbel, dat is alles wat we hebben, ook in die andere, veel algemenere aanvechting, als Gods werkelijkheid voor ons verbleekt en het geloof uit ons leven wegvloeit. Maar, is dat niet toch iets als jezelf aan je eigen haren uit het moeras trekken? Is het niet juist het probleem, dat we, als we ons bij God in ons leven steeds minder kunnen voorstellen, ons ook bij wat in de bijbel staat steeds minder kunnen voorstellen? Wat helpt het dan om weer in de bijbel te gaan lezen? Nu, inderdaad, misschien wel niets. De bijbel is geen probaat middel tegen twijfels, dat werkt zodra het is ingenomen. Maar de bijbel is wel het enige middel dat zou kunnen helpen.
Wat zou u anders willen? Een wonder? Een teken? Ik heb er weinig hoop op dat dat iets uit zou halen. Wanneer wij een bijl boven zien komen drijven gaan we naar een psychiater. Ook wanneer alle problemen plotseling uit ons leven zouden verdwijnen is er niets dat ons dwingt om te zeggen dat God dat heeft gedaan. Voor alles is ook een andere verklaring. Of, wat anders dan: een ervaring van God, dat we Hem zouden zien, voelen, merken in ons leven? Vroeg of laat zouden we gaan denken dat we ons vergist hadden, zou de twijfel toch weer bovenkomen. Hoeveel is er niet waar we eerst zeker van zijn en wat later toch niet zo blijkt te zijn? Of, Christus zelf dan, als Hij eens in ons midden stond, in eigen persoon? Ja, en wat zouden we dan zien? Een mens, zoals wij. Er is geen enkele reden optimistischer te zijn over onszelf dan over de mensen die Christus op aarde hebben meegemaakt. En geloof was niet dik gezaaid in die dagen. Nee, er is ons werkelijk niets anders in handen gegeven van God, dan zijn woord, dan de bijbel zoals die gecentreerd is rond het evangelie van Christus.
En dat, die concentratie rond het evangelie van Christus, die is heel belangrijk. Juist daarin wordt God zelf ons geopenbaard zoals Hij is, en daarin brengt het geloof in God zijn eigen overtuigingskracht mee. Laat Christus uit de bijbel weg, wat zult u er dan nog in vinden? Neem God zonder Christus, dan hebben we toch alleen maar reden om bang voor Hem te worden? Hij heeft ons goed gemaakt, wat moet Hij wel niet van ons denken, zoals we zijn? Hoe kunnen wij, als zondige mensen, ooit enthousiast worden voor een God zonder Christus? Wat onderscheidt Hem dan nog van een koud noodlot, of van een strenge rechter die ons alleen maar onze fouten kan aanwrijven? Alleen met Christus blijft er voor ons plaats over in de bijbel, blijkt de bijbel juist als evangelie over ons te gaan, zoals we zijn. En dat overtuigt. Om dat te laten gebeuren moeten we telkens weer terug naar de bijbel. Juist als veel van wat in de bijbel staat ons niets meer zegt moeten we niet ophouden met lezen en luisteren, maar doorgaan. Neem iets uit uw eigen leven en ga lezen met de vraag wat de bijbel daarover zegt. Eerlijk. En let vooral op Christus, en zijn werk. En denk er dan nog eens over na. Onze plaats in de bijbel is direct verbonden met die van Christus.
Neem nu iets als medemenselijkheid, op een goede manier met elkaar omgaan, dat vinden de meeste mensen heel belangrijk, ook als God hen niet veel zegt. Ze zijn ervan overtuigd dat zorgen voor elkaar toch wel een opdracht voor mensen is. Maar: hoe komen ze daarbij? Van wie hebben ze dat geleerd? Hebben ze dat in feite niet van God geleerd, ook al geloven ze niet in Hem? En wat komt er van terecht? Wel, het een en ander, maar niet alles. We schieten er zwaar in tekort. Er vallen mensen buiten de boot en tussen wal en schip. Maar: hoe komt dat dan? En: is dat onontkoombaar? En: is daar, als het gebeurd is, nu niets meer aan te doen? Hebben mensen die onrecht te lijden hebben gewoon pech gehad? Ja, neem nu eens zo'n thema, en zet het in het brede kader van die lange geschiedenis van God en mensen die de bijbel beschrijft. Die geschiedenis die begon in het paradijs en die nog doorloopt tot op vandaag. Als we dat doen, dan zien we dat in de bijbel alles met alles samenhangt en dat alles ons heenstuurt naar dat grote centrum van de bijbel: het leven en sterven van Christus, het offer van Christus aan het kruis. In de mensen in de bijbel kunnen we onszelf herkennen, in hun fouten de onze, in hun vergeving de onze, in hun hoop de onze. En in alles komt een God voor ons te staan die ons liefheeft, en die op ons eigen leven betrokken is, dat leven met al zijn ups en downs, blijdschap, fouten en spijt. Juist daardoor krijgt de bijbel zijn kracht. Hij maakt zichzelf aannemelijk, en stelt zo God levend voor ons.
En als dat niet helpt, als God toch nog ver en onwaarschijnlijk voor ons blijft, als we er onmogelijk enthousiast van kunnen worden. Wel, gewoon nog een keer beginnen, praat erover met anderen, stel je niet op jezelf en oordeel niet naar eigen gevoelens en gedachten, bidt tot God om de gave van zijn Geest, de Geest die al die trekken van God in de bijbel tot één gezicht maakt, het gezicht van de God die ons liefheeft in Christus. Je mag jezelf herkennen in die man die riep: Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp, in Thomas die niet geloven kon vóór hij had gezien, en in zoveel anderen. Al die mensen, die worden niet voor niets in de bijbel genoemd. Ze willen ons helpen de twijfel te boven te komen en rust te vinden bij God. Dat hoeft niet allemaal in één keer, dat gaat meestal ook niet in één keer. God weet wel dat wij mensen zijn. Hij verbiedt ons het vragen niet, maar luister dan ook naar wat Hij zegt. Iedere keer weer terug naar de bijbel.
En vergeet dan niet waar het allemaal om draait in de bijbel. Het gaat niet om het boek op zich, maar om wat er in staat. En wat er in staat is allemaal gericht op het evangelie. Het is die kern, die in de kerk nog eens speciaal eruit wordt gelicht in doop en avondmaal. En dat in opdracht van Christus zelf. De kern van de bijbel wordt uitgebeeld in de sacramenten, want die mogen we nooit over het hoofd zien. Dat God ons roept, om, als de mensen die we zijn, met heel ons verleden aan schuld en verkeerde daden, toch bij Hem te komen en schoongewassen te worden in Christus' bloed, dat we opnieuw mogen beginnen, een nieuw leven, in de vergeving van onze zonden, nu iedere dag, en eens voorgoed, om Christus. De doop beeldt het uit van de kant van God die ons wast, het avondmaal beeldt het uit van onze kant, als wij het vieren dat heel ons leven gedragen wordt door Christus.
Dat evangelie is niet wereldvreemd, het is precies waar wij naar verlangen zodra we ophouden in een roes over alles heen te leven. Stop dat verlangen niet weg, maar breng het thuis bij de God van de bijbel. Iedere keer weer opnieuw. Dat moet u zelf doen, niemand anders kan dat van u overnemen. Kijk naar God zoals Hij voor ons komt staan in Christus zijn Zoon. Is Hij niet een God om van te houden? In ieder geval is Hij de God die van ons houdt, met al onze vragen, met al onze twijfels, als de mensen die we zijn, levende mensen in 1994. Ook nu nog is Hij het zelf die onze vreugde in Hem oproept, die ons geloof in Hem wakker roept, door de Heilige Geest, die het geloof in ons hart werkt door de verkondiging van het evangelie en door het gebruik van de sacramenten. Iedere keer opnieuw, ons leven lang. Amen.