Loenen-Abcoude 03/07/94
Weesp-Nigtevecht 03/07/94
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Voor wij zometeen avondmaal gaan vieren, wil ik graag eerst even stilstaan bij de verhouding van doop en avondmaal. Dat lijkt me nuttig, want het komt mij voor dat wij, als gereformeerde mensen die groot geworden zijn bij de catechismus, automatisch veel oog hebben voor de overeenkomsten tussen doop en avondmaal, maar weinig voor het eigene van beide. De catechismus noemt beide sacramenten en behandelt doop en avondmaal vervolgens vrijwel totaal parallel. Kijkt u thuis de verschillende vragen maar eens na. Centraal staat daarbij in de behandeling van de catechismus de belofte van het evangelie. Daar wil ik niets van af gedaan hebben. Maar waar het me nu even om gaat is dat die belofte bij doop en avondmaal niet op dezelfde manier centraal staat. Beide hebben hun eigen karakter.
Om dat goed te zien is het nuttig om ons startpunt eens niet te nemen in dat beide sacramenten heten, maar te nemen in de centrale bijbelse opdrachten voor doop en avondmaal, dat wil zeggen in het zogenaamde doopbevel van Mt28,19: Gaat dan heen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, en in het gedeelte uit 1Kor11 dat we zo in het formulier weer zullen lezen: dat de Here Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zei: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, en wat daar verder volgt. De centrale uitspraken in deze opdrachten zijn, denk ik, voor de doop: doopt hen in de naam van de Drieënige, en voor het avondmaal: doe dit tot mijn gedachtenis. Duidelijk is, dat beide, doop en avondmaal, handelingen zijn, dingen die gedaan worden. Het gaat bij de sacramenten niet om het water, het brood of de wijn op zich, maar om het dopen in water met deze woorden, het eten van het brood en het drinken van de wijn tot Christus' gedachtenis. Die handelingen van doop en avondmaal zijn veelbetekenend in een dubbele zin van het woord. Ze betekenen veel: ze verwijzen naar enorme werkelijkheden van genade en verzoening in Christus, en ze zijn veelbetekenend in die zin dat ze het karakter van een plechtige verklaring hebben. De uitspraak 'ik doop u in de naam van de Vader, en van de Zoon en van de Heilige Geest' heeft wat dit betreft net zo'n karakter als het 'ik verklaar u tot man en vrouw' van de ambtenaar op het stadhuis. Goed, doop en avondmaal zijn dus door Christus ingestelde veelbetekenende handelingen.
Als we dan nog eens kijken naar de bijbelse opdrachten, dan zien we ook verschil. Bij de doop wordt gezegd: doopt hen, bij het avondmaal: doe dat, namelijk, zelf. Bij de handeling van de doop gaat het er om dat zij wordt verricht aan mensen (je wordt gedoopt), bij de handeling van het avondmaal gaat het er om dat zij wordt verricht door mensen (je viert avondmaal). Nu word je natuurlijk ook door mensen gedoopt, maar, dat is niet waar het om gaat. Uiteindelijk is de handelende persoon bij de doop Christus zelf, die de opdracht heeft gegeven: doopt hen. In de doop staat de belofte van het evangelie dus in die zin centraal dat zij plechtig, in de naam van God, op de dopeling wordt toegepast: wanneer wij gedoopt worden verklaart en verzegelt ons God zelf dat het evangelie voor ons is. Zo wordt dat in ons doopsformulier ook uitgewerkt voor alle drie de Personen: wanneer wij gedoopt worden in de naam van de Vader, verklaart en verzegelt ons God de Vader, enzovoort.
Doopt hen. Je wordt gedoopt. De dopeling is passief bij de doop. En dat hoort ook bij de betekenis van de doop. Dopen, onderdompelen, verwijst namelijk naar sterven en opstaan in een nieuw leven. De handeling van het dopeen wijst op het einde van het oude leven en het begin van het nieuwe als een lidmaat van Christus. De doop is het brandmerk van de kudde van Christus. Als je gedoopt wordt word je verklaard een lid van de kudde van Christus te zijn. Je krijgt met de doop dan ook een nieuwe status. Net zoiets als bij een huwelijk. Je word tot man en vrouw verklaard, daarmee heb je een nieuwe 'staat des levens'. Daarom wordt de doop dan ook maar één keer bediend. Je kunt er op terugvallen, maar je kunt je doop niet overdoen, net zomin als nog een keer trouwen met je vrouw. Dat je een nieuwe status krijgt met je doop, dat zie je in zondag 26 bijvoorbeeld aan al die werkwoorden in de voltooid verleden tijd: dat ik gewassen ben, dat wij vergeving van de zonden hebben, dat wij vernieuwd en geheiligd zijn. Wie gedoopt is is voortaan 'van Christus'. Daar zal ik volgende week nog op terugkomen.
Bij het avondmaal is dat allemaal echter anders. En daarmee staat de belofte van het evangelie bij het avondmaal ook op een andere manier centraal. Doe dit tot mijn gedachtenis, doe dit zelf. De handelende persoon bij het avondmaal is niet Christus. Hij heeft het avondmaal ingesteld, maar Hij viert het niet zelf. Zo heeft Hij dat ook zelf gezegd. Meteen na de instelling van het avondmaal zei Hij dat Hij niet meer van de vrucht van de wijnstok zou drinken totdat Hij die nieuw zou drinken in het koninkrijk van zijn Vader, op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Je kunt nog wel eens horen dat Christus eigenlijk onze gastheer is aan de avondmaalstafel, dat Hij als het ware aan het hoofd van de tafel zit als wij eten en drinken. Maar dat is persé niet juist. Christus viert geen avondmaal, Hij wordt gevierd in het avondmaal. En Hij heeft ons gezegd: doe dit. Uiteindelijk zijn wij zelf de handelende personen bij het avondmaal. Wij verklaren en belijden, wij passen de belofte van het evangelie, van redding door het geloof in Christus, plechtig op onszelf toe. En dat kunnen wij, omdat Christus ons niet alleen de opdracht daartoe, maar ook de mogelijkheid heeft gegeven in zijn offer voor ons aan het kruis. Wij vieren de heerlijke gedachtenis aan zijn bittere kruisdood.
Doe dit. Je viert avondmaal. Aan de avondmaalstafel zijn wij actief. En dat hoort ook bij de betekenis van het avondmaal. Wij blijven immers voor ons leven totaal afhankelijk van Christus verlossingswerk. Wij verkondigen de dood van Christus als de enige grond voor ons heil. In de gemeenschap met Hem, die wij samen hebben, ligt de blijvende grond voor ons leven voor God. Om het eens met een stel oude termen te zeggen: heeft de doop te maken met onze staat voor God, onze status, het avondmaal heeft te maken met onze stand voor God, met hoe wij overeind blijven als christenen. Overeind blijven we alleen dankzij Christus. Dat vieren en belijden wij in het avondmaal. Daarom wordt het avondmaal regelmatig gevierd en niet maar eenmaal. Wij vieren, wij verkondigen en wij verklaren. Dat is verantwoordelijk werk. Daarom worden onze kinderen wel gedoopt, maar vieren zij geen avondmaal vóór zij zelf die verantwoordelijkheid aankunnen. Wie gedoopt is is voortaan 'van Christus', maar wie avondmaal viert verklaart en belijdt zelf: 'ik ben van Christus', samen met al mijn mede-vierders.
Ziet u hoe de belofte van het evangelie centraal staat bij beide, doop en avondmaal, maar op een verschillende manier? Bij de doop zegt God iets, bij het avondmaal zeggen wij iets terug. Bij de doop geeft God ons plechtig zijn belofte, bij het avondmaal nemen wij die plechtig aan. Antwoord op je doop. Zo is het. En laten we ons dan nog maar eens herinneren: je wordt maar één keer gedoopt, maar avondmaal vieren we regelmatig. Gods belofte van genade en verzoening, die ons in de doop plechtig is gegeven, is genoeg voor een heel leven. Telkens kunnen we er op terugvallen, opnieuw beginnen op die basis. Precies dat is wat we doen bij het avondmaal. Iedere viering weer antwoorden we God op zijn doopbelofte: ja Heer, dat wil ik, het is voor mij, voor ons. En daarom zijn we samen blij, iedere avondmaalsviering weer. Amen.
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Ik ga vanmiddag eens een echte leerrede voor u houden, een verhaal waar u hopelijk wat van opsteekt. Dat mag bij de catechismus wel eens een keertje, dacht ik. Ik wil het namelijk, na de viering van het avondmaal van zojuist, eens met u hebben over de overeenkomsten en verschillen tussen doop en avondmaal. Een preek over wat er in zondag 26 staat hebt u twee weken geleden al gehad, nu krijgt u een preek waarin het bovendien gaat over wat er niet in zondag 26 staat. Ik heb al eens vaker wat aanvullingen op de catechismus gegeven. Dat doe ik expres, omdat ik het belangrijk vind dat we er samen goed van doordrongen zijn dat wat in de catechismus staat nooit alles is wat er, op grond van de bijbel, over de zaken die aan de orde zijn gezegd kan worden. Dat hoeft ook niet en dat kan ook niet en dat willen onze belijdenisgeschriften ook helemaal niet, maar het kan soms wel eens zo lijken, door de centrale plaats die deze belijdenissen in ons midden hebben. Dan kunnen we wel eens vergeten dat ook aan de catechismus een plaats en datum van fabricage hangt: made in germany anno 1563.
Juist bij de zondagen over doop en avondmaal is dat van belang - en valt het trouwens ook het meeste op. Wij zouden het nu niet in ons hoofd halen om op een totaal van 52 zondagen er zes te wijden aan doop en avondmaal, en dan ook nog zes van zulke lange. Toen, in 1563, stonden in de vele discussies in de kerken juist ook doop en avondmaal centraal. In de vijfhonderd jaar vóór de Reformatie was het accent in de kerk steeds meer verschoven van de prediking naar de sacramenten. In iedere zondagse dienst stond uiteindelijk de mis centraal. Met het stukje ouwel, dat iedere gelovige daarbij kreeg, kreeg hij of zij meteen een stuk genade van God in de hand en in de mond. De verhouding tussen God en mensen kreeg daarbij steeds minder het karakter van horen en geloven en steeds meer dat van het ondergaan van een kracht, het ingegoten krijgen van genade, die werkt, bijna onafhankelijk van of je gelooft of niet. Net zo was het met de doop. Daarbij kreeg de dopeling een groot fonds van genade ingegoten, waar hij, bij fatsoenlijk gedrag, een flinke tijd mee vooruit kon. Met deze in feite heidense manier van denken heeft de Reformatie hartgrondig gebroken. Niet meer de magische handeling, maar de prediking van het evangelie moest centraal staan. De belofte van het evangelie, die wij gelovig hebben te aanvaarden, daar gaat het om. Binnen dat kader krijgen nu ook doop en avondmaal hun plaats.
Dat zien we meteen als we even terugkijken naar zondag 25. Doop en avondmaal worden daar beide sacramenten genoemd, en dat zijn heilige zichtbare tekens en zegels die God heeft ingesteld om ons door het gebruik daarvan de belofte van het evangelie nog beter te doen verstaan en te verzegelen. In vraag en antwoord 67 wordt dat nog eens extra onderstreept, voor ons ten overvloede, maar toen was dat het breekpunt. Zoals in de tijd van de Vrijmaking gezinnen en families scheurden om de verschillen over verbond en doop, zo gebeurde dat in die tijd op het punt van het karakter van doop en avondmaal. Dat was dus een ernstige en hoogst belangrijke zaak, die daarom uitvoerig aan de orde kwam. Nu kregen doop en avondmaal hun eigen plaats weer terug binnen het kader van de belofte van het evangelie. Die belofte wordt door beide verzegeld, daarvan zijn ze het teken. In de volgende zondagen 26 tot en met 30 worden doop en avondmaal dan ook juist vanuit die belofte gezien vrijwel geheel parallel behandeld.
Kijk maar: als het dan om de belofte van het evangelie gaat, hoe wordt die u voorgehouden in de doop (vraag 69) en in het avondmaal (vraag 75)? En wat betekent dan de eigen handeling van doop en avondmaal: (vraag 70 voor de doop en vraag 76 voor het avondmaal). Dan wordt gevraagd naar waar dat in de bijbel staat: waar heeft Christus ons beloofd.. (vraag 71 en vraag 77). Vervolgens wordt twee keer gevraagd naar de eigenaardige manier van spreken bij de sacramenten: is het waterbad dan de afwassing van de zonde zelf? (vraag 72) en: worden dan brood en wijn veranderd in het eigen lichaam en bloed van Christus? (vraag 78) en gevraagd waarom dan toch zo gesproken wordt (vraag 73 en vraag 79). Tenslotte wordt twee keer gevraagd naar de doelgroep van doop en avondmaal: voor wie? (ook voor de kinderen? vraag 74, voor wie het avondmaal is komt in de vragen 81 en 82 aan de orde). De enige plaats waar deze geheel parallelle behandeling doorbroken wordt is bij vraag en antwoord 80. Maar dat vraag en antwoord is dan ook in latere drukken van de catechismus toegevoegd, als een reactie op de uitspraken van de roomse kerk in het concilie van Trente.
Deze vrijwel volkomen parallel in de catechismus zet, denk ik, een sterk stempel op de manier waarop wij naar doop en avondmaal kijken. We hebben automatisch veel oog voor de overeenkomsten tussen beide, maar weinig voor de verschillen, weinig oog ook voor het eigene van beide. Het komt mij voor dat het geen kwaad kan als we daarom eens wat aparte aandacht geven aan die verhouding tussen doop en avondmaal. Dat beide zo op elkaar lijken, en soms haast op hetzelfde neer lijken te komen, heeft veel te maken met het feit dat ze beide al eeuwen lang sacramenten heten. Nu is het goed om ons in dit verband te realiseren dat het woord sacrament niet in de bijbel voorkomt. Nergens in de bijbel vinden we doop en avondmaal als sacramenten naast elkaar. Dat wij doop en avondmaal sacramenten noemen en dat wij met een sacrament bedoelen een teken en zegel dat God ingesteld heeft om ons door het gebruik daarvan de belofte van het evangelie nog beter te doen verstaan en te verzegelen, dat zijn beslissingen van de kerk. Daarmee is dit spreken niet verkeerd, integendeel, maar het is goed om je er van bewust te zijn dat daarmee in de geschiedenis van de kerk twee verschillende plechtige handelingen, doop en avondmaal, op één noemer zijn gebracht.
Doop en avondmaal sacramenten noemen is een manier van kijken. Net zoals je naar stoelen en banken kunt kijken als meubilair om te zitten. Maar je moet niet vergeten dat je op een bank ook kunt liggen, terwijl dat op een stoel veel moeilijker gaat. Zoiets is hier ook aan de hand. Inderdaad staat bij beide, doop en avondmaal, de belofte van het evangelie centraal. Dat klopt. Dat is een overeenkomst. Met niets van wat ik zeg wil ik dan ook iets afdoen aan de catechismus. Die belofte van het evangelie staat echter bij doop en avondmaal niet op dezelfde manier centraal. Daar gaat het mij nu even om. Beide hebben hun eigen karakter.
Om dat goed te zien is het nuttig om ons startpunt eens niet te nemen in dat beide sacramenten heten, maar te nemen in de centrale bijbelse opdrachten voor doop en avondmaal, dat wil zeggen in het zogenaamde doopbevel van Mt28,19: Gaat dan heen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, en in het gedeelte uit 1Kor11 dat we net in het formulier weer gelezen hebben: dat de Here Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zei: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, en wat daar verder volgt.
De centrale uitspraken in deze opdrachten zijn, denk ik, voor de doop: doopt hen in de naam van de Drieënige, en voor het avondmaal: doe dit tot mijn gedachtenis. Duidelijk is, dat beide, doop en avondmaal, handelingen zijn, dingen die gedaan worden. Het gaat bij de sacramenten niet om het water, het brood of de wijn op zich, maar om het dopen in water met deze woorden, het eten van het brood en het drinken van de wijn tot Christus' gedachtenis. Die handelingen van doop en avondmaal zijn veelbetekenend in een dubbele zin van het woord. Ze betekenen veel: ze verwijzen naar enorme werkelijkheden van genade en verzoening in Christus, en ze zijn veelbetekenend in die zin dat ze het karakter van een plechtige verklaring hebben. De uitspraak 'ik doop u in de naam van de Vader, en van de Zoon en van de Heilige Geest' heeft wat dit betreft net zo'n karakter als het 'ik verklaar u tot man en vrouw' van de ambtenaar op het stadhuis. Goed, doop en avondmaal zijn dus door Christus ingestelde veelbetekenende handelingen.
Als we dan nog eens kijken naar de bijbelse opdrachten, dan zien we ook verschil. Bij de doop wordt gezegd: doopt hen, bij het avondmaal: doe dat, namelijk, zelf. Bij de handeling van de doop gaat het er om dat zij wordt verricht aan mensen (je wordt gedoopt), bij de handeling van het avondmaal gaat het er om dat zij wordt verricht door mensen (je viert avondmaal). Nu word je natuurlijk ook door mensen gedoopt, maar, dat is niet waar het om gaat. Uiteindelijk is de handelende persoon bij de doop Christus zelf, die de opdracht heeft gegeven: doopt hen. In de doop staat de belofte van het evangelie dus in die zin centraal dat zij plechtig, in de naam van God, op de dopeling wordt toegepast: wanneer wij gedoopt worden verklaart en verzegelt ons God zelf dat het evangelie voor ons is. Zo wordt dat in ons doopsformulier ook uitgewerkt voor alle drie de Personen: wanneer wij gedoopt worden in de naam van de Vader, verklaart en verzegelt ons God de Vader, enzovoort.
Doopt hen. Je wordt gedoopt. De dopeling is passief bij de doop. En dat hoort ook bij de betekenis van de doop. Dopen, onderdompelen, verwijst namelijk naar sterven en opstaan in een nieuw leven. De handeling van het dopeen wijst op het einde van het oude leven en het begin van het nieuwe als een lidmaat van Christus. De doop is het brandmerk van de kudde van Christus. Als je gedoopt wordt word je verklaard een lid van de kudde van Christus te zijn. Je krijgt met de doop dan ook een nieuwe status. Net zoiets als bij een huwelijk. Je word tot man en vrouw verklaard, daarmee heb je een nieuwe 'staat des levens'. Daarom wordt de doop dan ook maar één keer bediend. Je kunt er op terugvallen, maar je kunt je doop niet overdoen, net zomin als nog een keer trouwen met je vrouw. Dat je een nieuwe status krijgt met je doop, dat zie je in zondag 26 bijvoorbeeld aan al die werkwoorden in de voltooid verleden tijd: dat ik gewassen ben, dat wij vergeving van de zonden hebben, dat wij vernieuwd en geheiligd zijn. Wie gedoopt is is voortaan 'van Christus'. Daar zal ik volgende week nog op terugkomen.
Bij het avondmaal is dat allemaal echter anders. En daarmee staat de belofte van het evangelie bij het avondmaal ook op een andere manier centraal. Doe dit tot mijn gedachtenis, doe dit zelf. De handelende persoon bij het avondmaal is niet Christus. Hij heeft het avondmaal ingesteld, maar Hij viert het niet zelf. Zo heeft Hij dat ook zelf gezegd. Meteen na de instelling van het avondmaal zei Hij dat Hij niet meer van de vrucht van de wijnstok zou drinken totdat Hij die nieuw zou drinken in het koninkrijk van zijn Vader, op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Je kunt nog wel eens horen dat Christus eigenlijk onze gastheer is aan de avondmaalstafel, dat Hij als het ware aan het hoofd van de tafel zit als wij eten en drinken. Maar dat is persé niet juist. Christus viert geen avondmaal, Hij wordt gevierd in het avondmaal. En Hij heeft ons gezegd: doe dit. Uiteindelijk zijn wij zelf de handelende personen bij het avondmaal. Wij verklaren en belijden, wij passen de belofte van het evangelie, van redding door het geloof in Christus, plechtig op onszelf toe. En dat kunnen wij, omdat Christus ons niet alleen de opdracht daartoe, maar ook de mogelijkheid heeft gegeven in zijn offer voor ons aan het kruis. Wij vieren de heerlijke gedachtenis aan zijn bittere kruisdood.
Doe dit. Je viert avondmaal. Aan de avondmaalstafel zijn wij actief. En dat hoort ook bij de betekenis van het avondmaal. Wij blijven immers voor ons leven totaal afhankelijk van Christus verlossingswerk. Wij verkondigen de dood van Christus als de enige grond voor ons heil. In de gemeenschap met Hem, die wij samen hebben, ligt de blijvende grond voor ons leven voor God. Om het eens met een stel oude termen te zeggen: heeft de doop te maken met onze staat voor God, onze status, het avondmaal heeft te maken met onze stand voor God, met hoe wij overeind blijven als christenen. Overeind blijven we alleen dankzij Christus. Dat vieren en belijden wij in het avondmaal. Daarom wordt het avondmaal regelmatig gevierd en niet maar eenmaal. Wij vieren, wij verkondigen en wij verklaren. Dat is verantwoordelijk werk. Daarom worden onze kinderen wel gedoopt, maar vieren zij geen avondmaal vóór zij zelf die verantwoordelijkheid aankunnen. Wie gedoopt is is voortaan 'van Christus', maar wie avondmaal viert verklaart en belijdt zelf: 'ik ben van Christus', samen met al mijn mede-vierders.
Ziet u hoe de belofte van het evangelie centraal staat bij beide, doop en avondmaal, maar op een verschillende manier? Bij de doop zegt God iets, bij het avondmaal zeggen wij iets terug. Bij de doop geeft God ons plechtig zijn belofte, bij het avondmaal nemen wij die plechtig aan. Antwoord op je doop. Zo is het. En laten we ons dan nog maar eens herinneren: je wordt maar één keer gedoopt, maar avondmaal vieren we regelmatig. Gods belofte van genade en verzoening, die ons in de doop plechtig is gegeven, is genoeg voor een heel leven. Telkens kunnen we er op terugvallen, opnieuw beginnen op die basis. Precies dat is wat we doen bij het avondmaal. Iedere viering weer antwoorden we God op zijn doopbelofte: ja Heer, dat wil ik, het is voor mij, voor ons. En daarom zijn we samen blij, iedere avondmaalsviering weer. Amen.