Loenen-Abcoude 15/11/98
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
God fascineert niet, Hij spreekt ons aan. Zo hebben we vorige week geluisterd naar zondag 25. En we zagen: God spreekt ons als totale mensen aan. Hij roept ons op tot horen, tot ondergaan en tot meedoen. Nu bij zondag 26 moesten we daar maar eens iets van uitwerken God spreekt ons aan in de doop en roept ons op het evangelie te ondergaan.
En laten we ook vanmiddag daarbij maar beginnen met terug te denken aan wat bij de zondagen 23 en 24 gezegd is. Het evangelie is de boodschap van de evangeliën voor ons, de boodschap van het leven, sterven en de opstanding van de Here Jezus voor ons. Dat eindeloos gebeurde leven van Jezus staat als blijde boodschap voor ons. Daarmee spreekt God ons aan. De Here Jezus heeft geleden voor ons, is gestorven aan een kruis voor ons, is opgestaan voor ons. Het wordt ons allemaal voor gehouden in de verkondiging: hier, dit is allemaal voor jou gebeurd. Alles is al gedaan.
En wat is dan de reactie die van ons verwacht wordt? Nou, dat we dat voor ons laten gebeuren, dat we zeggen: ja, dat wil ik, dat de levensgang van Jezus onze Heer ook voor mij, ook voor ons geldt. De reactie die verwacht wordt is in zekere zin dat we dit evangelie ondergaan. Bij ons in geloof aanvaarden van de blijde boodschap is dat ondergáán eigenlijk een beeldspraak. Het gaat er om dat we de levensgang van de Here Jezus werkelijk voor ons laten gelden. In de doop wordt precies dit ondergaan nu echter vorm gegeven. Je mag de boodschap van het evangelie aan den lijve ervaren.
Wat is die boodschap? Dat zien we duidelijk genoeg in het leven van de Here Jezus: het is de boodschap dat wij dood moeten en op moeten staan in een nieuw leven, en dat dit in geloof aan Christus ook werkelijk gebeuren zal. Korter gezegd, het is de boodschap: jij moet nieuw worden en: jij zult nieuw worden. Dat is dan ook het evangelie dat wij ondergaan in de doop: jij moet nieuw worden en: jij zult nieuw worden.
Dat is een heel radicale boodschap, die diep ingrijpen wil in ons leven. Om die radicaliteit goed vast te houden heb ik net Romeinen 6 met u gelezen. Aan de catechismus hebben we op dit punt helaas weinig. Hoofd- en bijzaak hebben in zondag 26 van plaats gewisseld. Dat valt de catechismus niet te verwijten. Maar het zou ons te verwijten zijn als we de catechismus hierin zouden volgen, en vergeten te luisteren naar de diepe achtergrond die de Here in de bijbel gegeven heeft.
Ik bedoel: als je zoals wij net, Romeinen 6 en zondag 26 na elkaar leest, valt op dat het radicale dood gaan en opstaan van Romeinen 6 in zondag 26 is vervangen door het veel oppervlakkiger gewassen worden van al onze zonden. In antwoord 70 komt even aan de orde dat wij door de Geest vernieuwd worden, maar dat krijgt weinig aandacht. Alle nadruk valt op de vergeving van onze zonden. Dat is logisch. Dat was het grote punt in die tijd. Het is ook een belangrijk onderdeel in het evangelie, en dus ook in de doop. Maar in de bijbel staat de vergeving van onze zonden altijd in een groter kader. Het evangelie riekt veel verder dan tot de vergeving van onze zonden. Het heeft kosmische proporties en reikt tot aan de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Het evangelie reikt ook veel dieper dan de vergeving, het raakt het diepste van ons zelf, onze persoon, wie wij zijn, en beperkt zich niet tot wat wij allemaal doen of gedaan hebben (zonden b.v.).
Dat komt meteen uit in de gebruikte beelden. Wassen is een oppervlakkig, uiterlijk beeld. Het komt in de bijbel voor als een zijlijn, als een uitwerking van de centrale gedachte van de doop, bijvoorbeeld in Handelingen 22, genoemd in antwoord 71. Maar voor de centrale gedachte van de doop schiet dit beeld te kort. En dat weten we ook allemaal best: van wassen word je alleen maar schoon. Van wassen word je geen ander, geen beter mens. En zolang dat niet gebeurt word je na het wassen gewoon weer vies. Zo gaat het met ons lichaam: handen wassen, douchen, in bad gaan - het houdt niet op. En net zo gaat het met ons 'van binnen' vies zijn omdat we iets slechts gedaan hebben. Iedere dag hebben we weer, om zo te zeggen, een douche 'van binnen' nodig: vergeving in het bloed van Christus. Na het wassen worden we weer vies. En goede voornemens helpen weinig en grote verwachtingen blijken illusies. Tenminste, ik spreek voor mezelf, toen ik zo'n twaalf was dacht ik: als ik groot ben, dan zal ik wel minder zonde doen, dan heb ik er wel een en ander afgeleerd. Nou niet dus: op z'n best doe ik nu andere dingen verkeerd. En iedere keer word ik er weer aan herinnerd: wassen helpt niet, nieuw worden is nodig. Vergeving van verkeerde daden is niet genoeg. Als wij niet vernieuwd worden in onze persoon, in ons zijn, zullen we morgen gewoon weer dezelfde verkeerde daden doen.
Het evangelie zelf is dan ook veel radicaler. En God spreekt ons met die radicale boodschap aan. Het evangelie betekent allereerst wel dat wij, zoals wij zijn, óndergaan in de dood, dat wij niet maar slechte daden doen, maar van binnenuit slecht zijn. Daar kom je niet met een waterbad van af. Wij moeten nieuw worden. En de Here wil ons dat laten ondergáán in de doop.
Broeders en zusters, ik ben bang dat hier heel veel aan vast zit. En ik ben ook bang dat dit maar weinig tot ons doordringt. De doop ondergaan betekent heel direct dat wij tot op het diepst vernederd worden, dat ons gevoel van eigendunk tot de laatste steen wordt afgebroken. Dat gebeurt nog niet als we blijven staan bij vergeving van onze zonden. Dat is een aardig begin. Dat je leert erkennen dat er heel veel verkeerd gegaan en gedaan is in je leven, waarvoor je vergeving nodig hebt. Maar o zo gemakkelijk houden we daarbij onszelf innerlijk nog overeind. We hebben dit wel gedaan en dat nagelaten, maar we bedoelden het toch goed en we wilden toch anders. De doop werkelijk ondergaan betekent dat je deze laatste strohalm uit handen genomen wordt. Vergeet dat nou maar. De slechtheid zit in onszelf, we hebben onze slechte daden zelf verzonnen en uitgevoerd. Het kwaad komt bij ons van binnenuit. We hebben helemaal niets om ons tegenover God op te beroepen of om ons aan overeind te houden. Wij zijn slecht. Wij moeten nieuw worden. Niets anders helpt.
Gedoopt worden betekent dit ondergaan, dit aanvaarden en dit dan ook ervaren: met Christus moeten sterven om met Hem op te staan. Moeten sterven, zo erg is het met ons. Niet maar met wat wij doen, maar met wat wij zijn. Ziet u, zo leren we op een goede manier die woorden van het doopsformulier ontmoeten: dat wij een afkeer krijgen van onszelf. Niet omdat wij waardeloos zijn, juist niet, maar omdat wij slecht zijn. En ik ben serieus bang dat de behandeling van de doop in onze catechismus mede verantwoordelijk is daarvoor dat dit radicale zondebesef en het diepe verdriet dat daarbij hoort onder ons zoveel ontbreekt. Een waterbad is echt niet genoeg. Nieuw worden is nodig.
Ondergáán is hier echt het enige goede woord. Want we weten het best: nieuw worden, een ander mens worden, dat bereik je zelf niet. Je kunt wel wat schuren en schaven aan jezelf, maar echt een nieuw mens worden, zoals past bij de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, daar werk je jezelf niet toe op. Dat kun je jezelf alleen maar laten geven, door God. Als dat tot je doordringt, word je heel klein. En zo hoort dat ook: je moet klein worden als een kind, een kind dat zich alles moet laten geven, om het koninkrijk van God binnen te kunnen gaan, je moet opnieuw geboren worden, ja, je moet je leven verliezen om het hier te winnen, zo, zoals je bent, moet je dood, om door de Here Jezus weer als een nieuw mens opgewekt te kunnen worden. Anders helpt hier niets. Wassen helpt niet - pas nieuw worden helpt. En daarmee spreekt God ons aan als wij op naam gedoopt worden in de naam van de Vader, de Zoon en de Geest: jij, jij moet nieuw worden.
En dat is niet alles. Dat is nog maar het begin van het evangelie. Het evangelie begint met eerlijkheid, maar het vervolgt met genade en eindeloze beloften: in één adem door verzekert God ons: jij, jij zult nieuw worden. Het mag ons opvallen dat juist in dat radicale Romeinen 6 alle klemtoon valt op de nieuwheid van leven: wij zijn begraven in de doop opdat wij in nieuwheid van leven zouden wandelen. Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven. Het moet voor ons vaststaan dat wij levend zijn voor God in Christus Jezus.
Heel nauw sluit dit aan bij het evangelie zelf. Het leven van de Here Jezus voor ons houdt niet op bij zijn dood. Het effect van zijn leven voor ons houdt dus ook niet op bij de vergeving van onze zonden. Dat zou ons nog niets helpen. Na Golgota volgt Pasen: nieuw leven dat blijft tot in eeuwigheid. Na de vergeving van onze zonden hoort dat ook bij ons te volgen: nieuw leven tot in eeuwigheid. Dat belooft God ons als Hij ons aanspreekt in de doop.
En wat is het goed om te beseffen dat wij ook dat ondergáán. Wij hoeven ons na de vergeving van onze zonden niet op te werken tot nieuw leven, uit dankbaarheid of zo. Welnee. Ook dat nieuwe leven wordt ons gegeven, we mogen het ontvangen, we mogen het ondergáán. Dat horen we in het evangelie. Weet u nog, bij zondag 24: goede werken, die de Here Jezus voor ons geschapen heeft om ons daarin te laten wandelen. Zeker, maar dát evangelie mogen we ondergaan in de doop. Met heel onze persoon mogen we het ervaren: het nieuwe leven wordt ons gegeven.
En laten we ook hier dan het goede centrale beeld vasthouden. Niet wassen, maar nieuw worden. Dat reikt dieper, naar ons hart. Want het is al heel wat, als we kunnen zeggen: bij onze doop heeft God ons beloofd dat Hij ons iedere keer weer wassen wil van ons kwaad. Op je doop kun je terugvallen: je màg je iedere keer weer laten wassen 'van binnen'. Iedere dag mag je bidden: Vader, vergeef ons onze schulden, en je hoeft niet bang te zijn dat God een keer zal zeggen: ja, daar heb je nu al zevenenzeventig maar zeven keer vergeving voor gevraagd, je zoekt het nu maar uit. Nee, Hij wast ons weer.
Ja, zo is dat. En ik ga daar niets van af doen. Maar: is dat nu alles? Wast God ons gewoonweg iedere keer weer schoon van al ons kwaad, zo, zonder meer, zonder meer te bedoelen, als, ja bijna zo onpersoonlijk als de douche in de badkamer thuis. Is vergeving vragen net zo iets als een douche nemen? En zou de doop dan dienen om ons gerust te stellen, zo van: wees maar niet bang dat het een koude douche zal worden, want God heeft lekker warm water beloofd? Ik denk: de vraag stellen is hem beantwoorden. Daar zou Gods genade wel verschrikkelijk goedkoop van worden. Natuurlijk, God vergeeft ook de 540e keer ons kwaad. Hij wil ons wassen, en blijven wassen. Maar die vergeving staat wel in een kader, die heeft een doel, en die wil ons vormen: God wil ons vernieuwen en veranderen. Hij is met ons op weg naar zijn nieuwe werkelijkheid. Dat belooft Hij ons in de doop: Ik wil je nieuw maken, eens helemaal, en tot die tijd ben Ik al bezig om je er iets van bij te brengen. En daarmee spreekt Hij ons aan, daarmee zoekt hij ons hart.
Dat is de grote, omvattende belofte van de doop, waarvan dat wassen alleen maar een onderdeel is. Het zit er in opgenomen: Iedere keer als God ons ons kwaad vergeeft, als Hij ons, weer, wast, is Hij daarin bezig ons te vormen, ons te vernieuwen. Hij toont ons er zijn liefde in en zijn trouw en uithoudingsvermogen, en leert ons daarmee zelf ook liefde en trouw en geduld, bijvoorbeeld. In een leven van ontvangen van vergeving vormt God ons steeds meer tot mensen die beseffen dat ze alles, alles van God moeten ontvangen, wil er iets van ons terecht komen. Want wassen helpt niet, pas nieuw worden helpt.
Meer, veel meer dan gewassen worden betekent onze doop. In al zijn rijkdom van leven en liefde komt God er in voor ons staan. Hij spreekt ons persoonlijk aan: jij en jij, let op, Ik ben bezig alle dingen nieuw te maken, de hemel en de aarde, en jou wil Ik daarbij hebben. Maar zo, als je nu bent, kun je daar niet komen, daarom ga Ik jou ook nieuw maken. Ik begin er vandaag al mee: Ik geef je mijn Heilige Geest, de geest van vernieuwing en verandering, Ik geef je de verzoening in Christus, iedere keer een nieuw begin, en Ik laat je er al iets in proeven van die grote nieuwe werkelijkheid die komt.
Ja, nieuw worden, daar gaat het om in de doop. In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is het op ons voorhoofd gezet: Zie, Ik maak alle dingen nieuw, jou ook. Alle dingen nieuw. Wat betekent dát niet. Je kunt niet alleen terugvallen op je doop voor je eigen boezemzonden, dat kwaad dat je niet kunt laten, of voor die éne grote, dat erge. Dat ook, dat ook. Maar veel meer is de doop: je kunt er ook op terugvallen als je ziek bent, als je pijn hebt, als je de stervende schepping ziet, bij een dood vogeltje, bij een stil sterven of diepe eenzaamheid. Zie, Ik maak alle dingen nieuw en jou wil Ik erbij. Dát is de doop. God spreekt ons er in aan. Je mag het niet alleen horen, maar ook ondergaan. Amen.