Loenen-Abcoude 29/11/98
Driebergen 29/08/99
Hoofddorp 13/05/01
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Onze God fascineert niet, Hij spreekt ons aan. Dat is het voorteken waaronder ik ditmaal de zondagen over prediking, doop en avondmaal met u bespreek. Bij zondag 25 heb ik daarvan gezegd, dat God ons als complete mensen aanspreekt. Niet als mensen met alleen maar oren en een verstand, maar als complete mensen, met een lijf en emoties, met oren en ogen, met handen en voeten. Als complete mensen spreekt God ons aan in de verkondiging van het evangelie. Hij laat ons dat evangelie ondergaan in de doop en, zoals bij zondag 25 al gezegd, de Heer laat ons aan zijn evangelie meedoen in de viering van het avondmaal.
Je zou kunnen zeggen: de Here Jezus laat ons in het avondmaal zijn evangelie doen. Dat is anders dan bij de doop. De doop ondergaan we. We worden gedoopt. Het avondmaal staat voor altijd onder het voorteken van de woorden van de Here Jezus zelf: blijf dit doen tot mijn gedachtenis. Op een heel diepe manier worden wij zelf ingeschakeld en actief betrokken bij het evangelie. En ook dáármee spreekt God ons aan, doet Hij een appèl op ons. Laten we er maar eens wat verder over nadenken in de preek. In het avondmaal laat de Here Jezus ons zijn evangelie doen.
Daar zitten heel veel kanten aan, zo rijk als het evangelie is. Het is wel aardig om er even aan te herinneren dat een avondmaalsviering eigenlijk een complete eredienst vormt, met gebed, verkondiging, delen van Gods gaven, zingen en lofprijzing. Je zou kunnen zeggen dat het avondmaal de kiemcel is, waaruit de hele rest van onze erediensten gegroeid is. Dat is ook werkelijk zo. In de oudste kerken vórmde de avondmaalsviering de kern van iedere eredienst, elke week. Dat wij in de gereformeerde kerken van het avondmaal iets heel bijzonders hebben gemaakt is niet een teken van rijker en dieper inzicht in de bijbel, maar een teken van armoede en gebrokenheid. Daar hoeven we niet altijd over te jammeren of te zeuren, maar het lijkt me goed te beseffen dat we, als het over het avondmaal gaat, maar weinig hebben om trots op te zijn als gereformeerden.
Dat de avondmaalsviering de eigenlijke kern van de eredienst vormt is daarbij nog niet eens alles. Wanneer we even wat verder kijken, ontdekken we, dat de avondmaalsviering de kiemcel vormt van de kerk zelf. Ons complete kerk-zijn wordt vormgegeven in de avondmaalsviering. Zoals de doop de kiemcel vormt van heel ons nieuw mens-zijn in Christus en vorm geeft aan wat wij verder iedere dag te leven hebben (zie vorige week, bij zondag 27), zo geeft het avondmaal aan wat werkelijk kerk-zijn is, dat kerk-zijn wat wij verder iedere dag te leven hebben in gemeenschap met de Here Jezus en met elkaar. Het verbaast dan ook niet, dat je aan de manier van avondmaalsviering in een bepaalde kerk precies kunt zien op wat voor manier zij kerk wil zijn. U moet daar zelf maar eens verder over na denken, maar ik kan me niet los maken van de gedachte, dat we als gereformeerden ook wat dit betreft weinig hebben om trots op te zijn.
In ieder geval betekent het feit dat er aan dit doen van het evangelie in de avondmaalsviering heel veel kanten zitten voor vanmiddag, dat ik me moet beperken tot de belangrijkste dingen. Laten we dan vanmiddag eens nadenken over de leer over het avondmaal onder het thema: in het avondmaal laat de Here Jezus ons zijn evangelie doen; Hij geeft ons metterdaad Jezus te ontvangen, metterdaad Jezus te delen en metterdaad Jezus te verwachten.
Metterdaad, drie keer. Want, zoals gezegd, het gaat in het avondmaal om een doen, niet om een ondergaan. Daarmee leg ik heel bewust de accenten anders dan her en der in de catechismus. Het gaat me ook om iets anders. Ik heb hier al vaker gezegd, dat de eigenlijke vraag die de catechismus in de zondagen 26 tot en met 29 behandelt, de vraag is: wat betekent het dat de Here Jezus doop en avondmaal voor ons heeft ingesteld? Daarbij ligt heel sterk de nadruk op de belofte van het evangelie. Van daaruit worden doop en avondmaal zoveel mogelijk gelijk geschakeld. Het gaat mij echter om iets anders, juist om de eigenheid van doop en avondmaal zelf. Dat levert geen spanning met de catechismus op; het gaat gewoon om het naar voren halen van een paar andere aspecten van de diamant van de leer over het avondmaal.
Dat lijkt me heel nuttig, want wij zijn in onze kerken heel eenzijdig gevormd, als het om het avondmaal gaat. Onze avondmaalsformulieren leggen dezelfde accenten als de catechismus doet. En de suggestie die daar vanzelf in mee komt is, dat wij het avondmaal wel degelijk ondergaan. Wie eens met de ogen van een buitenstaander naar onze vieringen kijkt kan dat ook opvallen: het lijkt er meer op dat wij aan tafel een en ander ondergaan, dan dat we er iets doen. Het woordgebruik in de catechismus stimuleert dat zo nu en dan. Kijk maar in antwoord 75, waar het gaat over 'met de ogen zien dat het brood gebroken en de beker gegeven wordt' en over het 'ontvangen van brood en wijn'; en in antwoord 76, waar tweemaal gesproken wordt van 'worden'.
Over heel de viering van het avondmaal zegt de Here Jezus zelf echter: doe dat, blijf dit doen. Hij heeft, met antwoord 75, ons bevolen tot zijn gedachtenis van dit gebroken brood te eten en uit deze beker te drinken. Dat eten en drinken, dat doen wij aan tafel. En wat doen wij dan? Nou, metterdaad Jezus ontvangen. Dat wel in de eerste plaats.
Metterdaad Jezus ontvangen, dat is een korte aanduiding voor iets heel rijks. Kijken we even naar de instellingswoorden van de Here Jezus zelf, dan valt het al in twee dingen uiteen: het ontvangen van het lichaam van de Here Jezus en het ontvangen van een nieuw verbond in zijn bloed. Kijken we dan verder naar die twee dingen, dan zien we in de aanduiding 'mijn lichaam', Jezus' lichaam, de Here Jezus heel concreet voor ons komen staan. In zijn lichaam heeft de Here Jezus zijn leven voor ons geleid, al die dingen voor ons gedaan die in de evangeliën beschreven worden. Dat is niet beperkt tot zijn lijden en sterven. Het gaat om Jezus zelf zoals Hij concreet geleefd heeft van zijn ontvangenis en geboorte af aan tot nu toe. Jezus zelf, in zijn lichaam, zoals Hij door Palestina getrokken is, gepreekt heeft, pijn gehad heeft en moe geweest is, zoals Hij gegeten heeft met zijn leerlingen, met tollenaars en zondaars, zoals Hij gekruisigd is en opgestaan, alles heel concreet in een eigen lichaam.
Metterdaad Jezus ontvangen door het doen van het eten van het brood wil dus iets heel concreets zijn. Het gaat in het christelijk geloof niet om wat ideeën of om wat leerstukken. Het gaat om het heel concrete evangelie van wat de Here Jezus voor ons gedaan heeft. Het evangelie is altijd het evangelie van de evangeliën, de boodschap van wat heel concreet voor ons gebeurd is. Avondmaal vieren betekent juist dit concrete evangelie met de daad ontvangen, met de daad van het eten van het brood.
Het woord bij de beker breidt dit nog uit. Het gaat bij die beker immers om het nieuwe verbond in Christus' bloed. Dat duidt op het resultaat van heel dat concrete leven voor ons, het spreekt van de effecten van Jezus dood en opstanding voor mensen. En die effecten kun je het makkelijkst samenvatten in de aanduiding van het koninkrijk van God. Het nieuwe testament is de testamentaire beschikking van totale levensvernieuwing door Christus Jezus. De doop betekent: nieuw worden, en laat ons die boodschap ondergaan. Het avondmaal wijst op dat zelfde nieuw worden, maar laat ons die boodschap heel bewust ontvangen. Wie avondmaal viert zegt daarmee, met de daad van het drinken uit de beker, dát hij, dat zij nieuw wil worden, steeds meer met de Here Jezus verbonden wil worden. Het concrete leven van de Here Jezus wil in ons concrete leven effect hebben.
Met dat wij zo aan het avondmaal dit evangelie doen, geven we vorm aan de kern van onze erediensten. Iedere zondag komen we bij elkaar om heel bewust de Here Jezus te ontvangen, God daarvoor dank te zeggen en onszelf opnieuw te wijden aan zijn dienst. Tegelijk geven we vorm aan de kern van ons kerk-zijn. Als dit ontvangen van de Here Jezus zelf niet de kern is, die ons als christenen en als gemeente samenbindt dan hebben we werkelijk het hart van ons kerk-zijn verloren. En in dat alles spreekt God zelf ons aan: Hij wil ons zelf, ons heel concrete leven verzoenen en delen met ons. En Hij wil ons maar niet alleen allerlei dingen geven, ons onnoemelijk veel laten ondergaan, nee, Hij wil ons zelf er mee in beweging brengen, actief maken, ons zelf er bij betrekken. Van heel dat diepe concrete evangelie van Jezus zegt Hij ons dus: doe dat. Doe dat in de viering van het avondmaal, maar doe dat dan ook in je eigen leven, iedere dag: Jezus ontvangen, jezelf verenigen met Hem, nieuw worden bij Hem.
In de tweede plaats laat de Here Jezus ons in het avondmaal ook metterdaad Hem delen met elkaar. Ik herhaal hier nog maar eens wat ik al vaker gezegd heb: het breken van het brood wijst niet op het breken van het lichaam van de Here Jezus. Zijn lichaam is juist niet gebroken. Het delen wijst heel concreet en eenduidig op het samen delen van het ene ongebroken lichaam van de Here Jezus dat voor ons gegeven is. Je zou toch zo denken dat Paulus duidelijk genoeg was in 1 Korinte 10, aangehaald in antwoord 77: het éne brood ziet op het éne lichaam, wij hebben allen deel niet aan het gebroken, maar aan het ene brood.
Dat wil in het avondmaal een heel bewuste daad van ons zijn. Nergens zie je de gemeenschap der heiligen concreter vormgegeven dan in een avondmaalsviering. Zoals we samen aan tafel zitten zeggen we, met ons samen eten en drinken, dat wij, zo concreet als we daar zitten, Jezus samen willen delen. Ik heb al bijna even vaak benadrukt dat je Jezus ook niet op een andere manier kunt ontvangen. Voor jezelf avondmaal vieren is absoluut vloeken in de kerk. Heel de nieuwtestamentische zelfbeproeving zoals Paulus die ons in 1 Korinte 11 leert, is er op gericht om te voorkomen dat wij dát zouden doen: voor onszelf avondmaal vieren, denken dat wij Jezus los zouden kunnen ontvangen, alleen voor onszelf, los van al die concrete broeders en zusters van ons.
Intussen is van het allereerste begin af duidelijk dat we hier stuiten op moeilijkheden bij ons zelf. Al aan de eerste avondmaalstafel ontstaat onenigheid over de vraag wie wel de meeste is. En nog steeds kun je vrijwel alle conflicten in de kerk terugbrengen tot die ene vraag: wie is eigenlijk de baas? wie heeft de macht? Des te meer mogen we leren van de Here Jezus die ons aan het avondmaal juist laat doen wat wij kennelijk zo moeilijk vinden: Hem samen delen. Hoe bewuster wij Hem aan tafel ontvangen, des te meer kunnen we ons ook bewust worden van de diepte van dat woord van Hem: Ik ben in uw midden als dienaar. Wat wij kennelijk zo moeilijk vinden, laat de Here Jezus ons iedere viering weer oefenen. Zo leert Hij het ook in ons samenleven van alle dag te doen: worden als de jongste, als de dienaar.
Opnieuw kunnen we zeggen: in dit samen delen van de Here Jezus vinden we de kern van onze erediensten. Dat is wat we in elke kerkdienst proberen te doen: Jezus en zijn concrete evangelie samen delen. En ook opnieuw: in dit delen vinden we de kern van ons kerk-zijn, ons gemeente-zijn. Dat delen van de Here Jezus wil heel concreet vorm krijgen in ons leven als gemeente. In concrete dienst aan elkaar, in concrete gesprekken waarin we ons geloof delen, in concrete bemoediging, ondersteuning en correctie.
Tenslotte, in de viering van het avondmaal laat de Here Jezus ons zijn evangelie doen: Hij geeft ons metterdaad Hem te verwachten. Want met dat wij samen deze maaltijd houden doen wij wat we eens voor altijd zullen doen. Al in het oude testament, in Jesaja 25, is de feestmaaltijd een centraal beeld voor het komende koninkrijk van God, voor de bruiloft van het Lam, voor het samenleven op de nieuwe hemel en aarde. En telkens weer spreekt de Here Jezus zelf ook in dat beeld. Het is onder ons een bekende uitdrukking dat we in het avondmaal een voorsmaak ontvangen van de bruiloft van het Lam. Maar ik ben bang dat dit vaak niet erg voor ons leeft. Sowieso zijn we niet zo sterk in ons verwachten van de Here Jezus. Bovendien ligt voor ons dan nog zomaar de nadruk op het ontvangen van een voorsmaak. Je krijgt iets te proeven al vooraf. Maar wat dat dan is is zomaar onduidelijk.
Dan moeten we nodig weer even terug naar de diepe woorden van de Here Jezus zelf. Hij zegt juist bij die eerste avondmaalsviering dat Hij zijn leerlingen het koninkrijk beschikt, plechtig geeft, opdat zij aan zijn tafel eten en drinken in zijn Koninkrijk. Het eten en drinken hier is kennelijk direct verbonden met het eten en drinken daar. Juist het maaltijd-karakter van het avondmaal haalt dat naar voren. De Here Jezus laat ons nu al doen wat we eens voor altijd zullen doen. En daarmee spreekt Hij ons heel concreet aan. Opnieuw: Hij laat ons oefenen wat wij kennelijk zo moeilijk vinden. Het lijkt me dat wij dat dan ook heel bewust moeten doen. Wanneer je niet heel bewust zelf proeft hoe we in het avondmaal vooruitgrijpen op de bruiloft van het Lam zul je zeker geen voorproef van die bruiloft ontvangen.
Het avondmaal wil niet op zichzelf gezien worden, en ook niet alleen maar in verband met wat gebeurd is in het leven, lijden en opstaan van de Here Jezus. In de viering zelf wordt verband gelegd met wat gebeuren zal. En de Here Jezus leert ons, dat zelf ook te doen. Het is de kern van onze erediensten, dat we er in uitkijken naar Gods grote toekomst en verband leggen tussen ons leven nu en ons leven dan. Het is de kern net zo goed van ons kerk-zijn. Wanneer we als kerk niet meer samen op weg zijn is de boel zo dood als een pier. Zo wil het dan ook in ons eigen leven vorm krijgen, dat grote verband tussen nu en straks. We leven niet maar hier. We zijn op weg.
Het evangelie doen, dat mogen we in het avondmaal. Bewust mogen we Jezus ontvangen, concreet als de mens die Hij voor ons is, met alle bevrijdende en vernieuwende effecten van dien. Bewust mogen we Jezus delen, samen als lichaamsdelen van één lichaam, als mensen die één brood delen en één beker heffen. Bewust mogen we Jezus verwachten. Hij geeft het Koninkrijk ons te vieren nu al. Al vóór zijn sterven en opstaan zegt Hij het ons, geeft Hij het ons te doen: begin maar alvast met feestvieren. Ik kom zo. Amen.