Loenen-Abcoude 29/09/96
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
'Geef ons vandaag het nodige brood', zo hebben wij net gebeden. En of je het nu zo zegt of in de oude woorden 'Geef ons heden ons dagelijks brood' - altijd zit er iets in van: brood voor vandaag. Wij bidden niet voor een vriezer vol brood voor drie maanden, maar om ons dagrantsoen, leeftocht voor onderweg. Dat is één van de meest typerende dingen voor het christelijk geloof. Christenen zijn mensen die ergens naar onderweg zijn, onderweg naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Nee, dat betekent natuurlijk niet, dat gelovigen, of èchte, heel goede gelovigen, altijd met hun hoofd in de wolken lopen, alles om hen heen vergeten, want ach, waarom zou je dan nog om brood (gewoon eten) voor vandaag bidden? Vandaag zijn we nog hier, en, onderweg of niet, we staan met beide benen op de grond. Alleen maar, ons leven van vandaag, met alles er op en er aan, dat is niet iets om je in te vestigen. Zodra een christen een gesettled type wordt, is hij in groot gevaar.
Want er komt een nieuwe wereld, dat staat van het begin van ons christen-zijn, voor de meesten van ons van het begin van ons leven af, op ons lijf geschreven: de doop etst het ons in, in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest: zie Ik maak alle dingen nieuw, en jou wil Ik er ook bij hebben. Heel ons leven als christenen zet God daarmee onder het voorteken van: Ik wil jou vernieuwen, Ik wil van jou een ander, een werkelijk goed mens maken. En dat niet alleen: God wil alles vernieuwen, de héle wereld, ook onze eigen nederlandse wereld. Want Hij wil, dat iedereen weer tot zijn recht komt, mensen en dieren, heel zijn schepping. Ja, en daarmee verdraagt het zich niet als wij ons hier, in ons eigen nederlandse, westeuropese leventje eens lekker innestelen. Dan verliezen we zomaar onze verwachting, en onze scherpte van blik. Dan praten we van alles goed, van onze over-gevulde koelkast tot onze zogenaamde zorgzame samenleving. En steeds minder vinden we het ook de moeite om eens kritisch naar onszelf te kijken, naar ons eigen gedrag. We hebben het toch best zo?
Ja, en toch zet God ons als christenen onder die grote boog van verwachting en hoop, van onderweg zijn naar de toekomst die Hij ons heeft beloofd. En Hij gaat met ons aan het werk, van onze doop af. Dopen betekent nieuw worden, hebben we gezien. En daar werkt God aan, met al zijn mogelijkheden, om ons nu al nieuwe mensen te maken. Continu is Hij bezig met ons, in alles wat er gebeurt in ons leven, mooie en moeilijke dingen. Hij is met ons onderweg, en daarom hoort het zo bij christenen dat zij zelf ook mensen onderweg zijn.
God is met ons onderweg naar zijn nieuwe werkelijkheid. Op die reis van ons leven wil Hij ons elke dag het nodige voedsel voor ons lichaam geven, en - juist omdat Hij met ons onderweg is - wil Hij er ook om gebeden zijn. En ondertussen is Hij continu bezig met ons, om ons te vernieuwen en te veranderen, om, zoals Paulus zegt, onze innerlijke mens van dag tot dag te vernieuwen. De Here weet wel hoe moeilijk het voor ons is om, aan de ene kant, de moed niet te laten zakken (dat koninkrijk van U, komt daar nog iets van?), en om, aan de andere kant niet vast te blijven kleven in ons leven van vandaag, en van alledag. Daarom bemoeit Hij zich met ons, spreekt op ons in door zijn Woord, en zet ons regelmatig even stil om na te denken over waarheen we op weg zijn.
Dat is het avondmaal, nietwaar?, dat laatste: even stilstaan bij waar we heen gaan. Want het avondmaal is een maaltijd, een feest-maaltijd. Avondmaal vieren is samen eten en drinken als een voorproef van de grote maaltijd van de bruiloft van het Lam, van het aanliggen bij de maaltijd met Abraham en Isaak en Jakob in het koninkrijk van God. Even stil staan bij waar we heengaan, dat is het avondmaal. En daarin is God met ons bezig: Hij spreekt ons moed in: bij die bruiloft van het Lam komen we zéker uit. Dáár zijn we heen op weg, en niet naar de volgende slechte dag met veel pijn, naar de volgende depressie, naar de dood. En Hij schudt ons wakker: hé, let op: dáár zijn we heen op weg, en niet naar de volgende promotie, naar het volgende pijpje bier, of naar de volgende zender.
Laat ik de rest van de preek zo eens samenvatten: avondmaal is even stil staan bij waar we heen gaan, en even stil staan bij de Weg waarlangs we daarheen gaan.
Avondmaal is even stil staan bij waar we heen gaan. Ik zeg dat nu zo wel, maar ik kan me voorstellen, dat er ergens een vraag begint op te komen: zegt de Here Jezus niet: doe dit tot mijn gedachtenis? Dat gaat toch om wat er gebeurd is? Is avondmaal vieren niet veel meer: even stil staan bij waar we vandaan komen? Ja, zo voelt avondmaal vieren bij ons in de kerk wel vaak aan. Zo beleven we ook het gedenken van de Here Jezus: we denken terug aan zijn dood, denken aan zijn offer voor ons. En we staan daar niet alleen in. Het lijkt erop of dat ongeveer al vanaf drie-, vierhonderd na Christus de hoofdlijn in de leer over het avondmaal is. Toch vraag ik me af of we daarmee de bijbel wel recht doen.
Dat kun je al zien aan een schijnbare kleinigheid. Bij de nadruk die er ligt op de dood van de Here Jezus hoort, dat we heel speciaal letten op het brood en de wijn. Het brood wordt gebroken, en dan denken we meteen aan het gebroken lichaam van de Here Jezus. Maar het breken van het brood heeft in de bijbel geen enkele diepere betekenis dan dat het ene, ronde brood, gebroken wordt om verdeeld te kunnen worden. Christus' lichaam wordt juist als geheel gegeven, en geen been van Hem is gebroken. En met de wijn is net zo iets aan de hand. Het gaat er niet om dat de wijn vergoten wordt, zoals Christus' bloed vergoten zou zijn. Daarom schenk ik ook nooit met de wijn. Bloed betekent in de bijbel léven, en als de Here Jezus het in Lucas heeft over zijn bloed dat uitgegoten wordt, dan betekent dat hetzelfde als zijn lichaam dat gegeven wordt: Hij geeft zijn leven voor het onze. En alsof dat nog niet genoeg is, gáát het bij de beker helemaal niet om het bloed, maar om het nieuwe verbond in Christus' bloed.
Nu, die nadruk op brood en wijn, die hoort bij die nadruk op Christus' dood, die is veelbetekenend. Er blijkt uit, dat we niet op een goede manier naar het avondmaal kijken. Want bij het avondmaal gaat het helemaal niet om brood en wijn op zich, net zo min als het bij de doop om water op zich gaat. Net als de doop is het avondmaal een handeling. Zoals het bij de doop gaat om het onderdompelen in water, zo gaat het bij het avondmaal om het (samen) eten van het brood en drinken uit de beker. Het avondmaal is een maaltijd, zei ik al.
Goed, wat voor maaltijd dan? Een gedachtenismaaltijd, om de dood van de Here Jezus te herdenken? Tegen de achtergrond van het Nieuwe Testament is dat zonder meer te weinig. Het avondmaal is de maaltijd van de Heer, van de Kurios, van de lévende Christus, leert Paulus ons. Nu is er een tamelijk gemakkelijke manier om er achter te komen om wat voor maaltijd het gaat in het avondmaal. Bij alle maaltijden uit die tijd en cultuur kun je dat opmaken uit wat er gezegd wordt bij de laatste beker, de beker van de dankzegging. Bij een huwelijksmaaltijd werd daarbij bijvoorbeeld de zegen over het huwelijk uitgesproken. Wij kennen van deze gewoonte nog een kleine rest in de toast op een feest. Dan heffen we het glas en feliciteren de jarige of de jubilaris. En daar draaide het feest natuurlijk om.
Zo kunnen we hier ook zien, bij de instelling van het avondmaal, waar het eigenlijk allemaal om gaat, in die maaltijd, namelijk om het nieuwe verbond in Christus' bloed. Dat wordt immers gezegd bij de laatste beker. Het gaat dus niet om Christus' dood op zichzelf, maar om de betekenis, om het resultaat van Christus' dood. En dat resultaat is het nieuwe verbond, waarvan ik vorige week al gezegd heb, dat het daarin gaat om de gave van Gods nieuwe werkelijkheid. Omdat de Here Jezus is gestorven om de zonden van de wereld weg te nemen komt de weg vrij voor de grote uitdeling van het Nieuwe Testament: vrijuit wordt toegang gegeven tot Gods nieuwe wereld. Op de drempel van zijn dood staat de Here Jezus ook op de drempel van Gods komende koninkrijk. Niet voor niets zweert Hij plechtig voorzeker geen wijn meer te drinken vóórdat het koninkrijk van God gekomen is (Lucas, vs 18).
En daarom is het avondmaal veel méér dan een gedachtenismaal, het is een feestmaal, waarin de betekenis van Christus' offer gevierd wordt. Dát moeten we dan ook 'gedenken', niet de dood van de Here Jezus op zich, maar de betekenis ervan: iedere keer als wij avondmaal vieren, mogen we ons te binnen brengen: omdat de Here Jezus is gestorven om de zonden van de wereld weg te nemen is de toegang vrij tot Gods nieuwe wereld. Gods koninkrijk komt nu zeker. Zo zeker als Hij is gestorven èn opgestaan, zo zeker komt Gods nieuwe wereld. Proef maar, eet en drink: stilstaan bij waar we heen gaan. En het is zeker ook: begin maar alvast met feestvieren. Morgen ís niet gedoemd om weer hetzelfde te geven als vandaag, de zelfde pijn, hetzelfde gemis. Vandaag is de jongste dag, en morgen kan alles anders zijn, en eens zál het morgen allemaal anders zijn. En morgen ís ook niet verzekerd als de volgende dag van ons gezapige leventje. Opletten, wakker worden! Vandaag is de jongste dag, en morgen . . . Dit is zeker, zo zeker als Christus is gestorven én opgestaan: eens zal het de morgen zijn waarop alles anders is.
Goed. Met dat alles staat God in ons leven en Hij werkt er mee op ons in. Want niet alleen heel de kosmos moet en zal vernieuwd worden, wil Gods grote toekomst ook voor ons een goede toekomst zijn, dan moeten wij ook vernieuwd worden. Daar is God mee bezig, ook in het avondmaal. Als ik het voorgaande even heel kort samenvat, we zagen: omdat de Here Jezus is gestorven en opgestaan komt Gods nieuwe wereld zéker. Hij, de Here Jezus zelf, is de deur, de weg, de waarheid en het leven. Dat vieren we in het avondmaal. Wil er dan ook voor ons persoonlijk werkelijk iets te vieren zijn, dan moeten we wel bij de Here Jezus hóren. We moeten door déze deur gaan, op deze weg wandelen en in zijn waarheid het leven vinden. Ook bij deze Weg waarlangs we Gods nieuwe wereld bereiken worden we stilgezet in het avondmaal.
Want net dat wordt nu uitgedrukt in het eten en drinken van het avondmaal. Als wij eten van het brood, zeggen we daarmee: ik wil deel hebben aan Christus, zijn leven moet voor het mijne gelden, ik wil alles van Hem ontvangen en zó Gods nieuwe wereld binnengaan. En als wij drinken uit de beker, zeggen we daarmee: ik wil deel uitmaken van dat nieuwe verbond in zijn bloed, ik wil de vernieuwing van mijn leven nu al, als een voorproef, van Hem ontvangen, en mij steeds meer laten vernieuwen en veranderen door zijn Heilige Geest, tot ik eens volmaakt met Hem leven kan, vernieuwd tot een werkelijk goed mens.
Die Weg wil God ons dan ook werkelijk laten gaan. En iedere keer als we het avondmaal vieren, dan leert God ons weer, te zeggen, zeggen met de daad, met dat wij eten en drinken, dat wij die weg ook zelf willen gaan. Hij wil ons immers vernieuwen, werkelijk anders maken? Dat heeft Hij ons beloofd bij onze doop. Daar werkt Hij dan ook aan, mede door het avondmaal. En nee, die weg is geen gemakkelijke weg. Juist niet. Met dat wij eten en drinken zeggen wij immers: ik wil alles van de Here Jezus ontvangen, ik wil niet meer op eigen kracht (iets doen) Gods koninkrijk binnengaan. En met diezelfde handeling zeggen we tegelijk: wij moeten vernieuwd worden, zo, als ik nu functioneer en ben, ben ik niet goed, vernieuw ons door uw Geest. Ontvangen betekent ook lege handen hebben, en vernieuwing betekent ook snoeien en snijden in je leven. Onderweg zijn betekent zo vaak ook loslaten, loslaten van wat je dierbaar was geworden, soms ook van mensen die je lief zijn. En dat is niet makkelijk.
Toch zet God ons iedere keer weer die tafel voor, richt Hij die maaltijd voor ons aan, die maaltijd van het alles uit handen geven en je alles laten geven, die maaltijd ook van God vrij toestemming geven om in jouw eigen leven aan het werk te gaan, te snoeien en te kappen, te snijden, en soms heel zeer te doen. En hoe vaak zitten we niet samen aan tafel, met de stukken en brokken van ons leven voor ogen: in de steek gelaten, in de rouw, mislukt net daar waar we ons goed in voelden, vernederd, vol pijn. Ja, en toch zet God ons dan hier bij elkaar, en laat ons stilstaan bij waar we heen op weg zijn. Dáár is het goed voor: Hij is met ons bezig. En de weg van Jezus is de enige weg. Trouwens, ook andersom: hoe vaak zitten we hier ook niet aan tafel, terwijl we het prima getroffen hebben met onszelf en met ons leven; gelukkig en tevreden als we zijn, hoeft dat koninkrijk van God van ons nog niet zo snel. En toch zet God ons hier bijeen: let op: sta stil bij waar je heen op weg bent. En de weg van Jezus is de enige weg. Hoe het ook met je gaat, wat je ook doet, en hoe je je ook voelt: zonder de Here Jezus kun je niet.
Maar met de Here Jezus kom je er zéker. Want Hij is gestorven én opgestaan. Hij is zelf zó zeker van zijn zaak, dat Hij óns een feestmaal kan geven, al van te voren. Want dat is toch tenslotte heel het avondmaal, dat Hij tegen ons zegt: Begin maar alvast met feestvieren, Ik kom zo. Amen.