Loenen-Abcoude 06/12/98
Amsterdam-C 27/12/98
Utrecht-NW 07/02/99
Driebergen 30/06/02
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Wat moet je eigenlijk doen om aan het avondmaal te mogen? Aan welke voorwaarden en criteria moet je voldoen, om toegelaten te worden? Dat zijn vragen die je jezelf zo wel eens kunt stellen als je kijkt naar een gereformeerde avondmaalsviering. Niet iedereen gaat aan tafel. Er is een tafel-wacht. Er is een zeer waarschuwend formulier vooraf, dat op een buitenstaander zomaar overkomt als de boodschap dat-ie blij mag zijn dat-ie niet mee mag doen, omdat hij anders zeker des te zwaarder veroordeeld zou worden. De avondmaalsviering is besloten. Je zou haast zeggen dat je nergens beter kunt zien dat de gereformeerde kerk een middenstandskerk is dan aan deze Lions-Club-achtige manier van avondmaalsviering.
Ook als je, zoals wij net, de laatste twee antwoorden van Zondag 30 leest, kan het je bekruipen: nou, nou, je mag wel even wat doen, vóór je aan het avondmaal toegelaten wordt. Een flinke afkeer van jezelf hebben omdat je zo zwak bent dat je nooit wat goeds kunt doen en toch maar elke dag je best doen om je leven te beteren. En wee je gebeente, als je niet van harte je leven betert: Gods verbond wordt ontheiligd en zijn toorn over de hele gemeente opgewekt, ofwel, pas op dat je geen Achan bent, zo'n figuur die, met de buit van de zonde in huis, in de kerk net doet of-ie er bij hoort, maar thuis blijkt zijn ware aard: stilletjes geniet hij van de wereld en van al wat voor ogen is. Ai, ai, dat wordt pijnlijk.
Eigenlijk zonder dat het met zoveel woorden gezegd wordt denken we als het over het avondmaal gaat, vrijwel automatisch in termen van voorwaarden en criteria. Wat moet je eigenlijk doen om aan het avondmaal toegelaten te worden? Dat is voor ons geen vreemde, geen absurde vraag. Integendeel. Het lijkt een heel onschuldige vertaling van vraag 81: Voor wie is het avondmaal van de Heer ingesteld? Dat er voorwaarden en criteria zijn is voor ons van huis uit kennelijk net zo vanzelfsprekend als dat niet iedereen in de gemeente aan die voorwaarden voldoen kan. Niemand stoot zich er merkbaar aan dat niet iedereen in de gemeente meedoet aan de vieringen. Ja, natuurlijk, het hoort bij pubers dat ze zich op een gegeven moment gaan afvragen waarom zij eigenlijk niet mee mogen doen. Maar dat soort vragen gaan vanzelf over bij het ouder worden.
Als het inderdaad zo is, dat je aan de manier van avondmaalsviering kunt zien op wat voor manier mensen samen kerk zijn en samen het Evangelie verstaan, dan kon aan onze gereformeerde manier van avondmaalsviering wel eens heel hard duidelijk worden hoe weinig het Evangelie werkelijk tot ons doorgedrongen is en hoe gemakkelijk wij onze eigen catechismus en formulieren misverstaan. Want als het werkelijk zo is, wat we vorige week zeiden, dat we in de avondmaalsviering onder meer vooruitgrijpen op de viering van de bruiloft van het Lam in de hemel, dan kun je al die vragen naar voorwaarden en criteria ook nog eens anders stellen. Dan komt de vraag: wat moet je doen om aan het avondmaal te mogen gaan, precies neer op die andere vraag: wat moet je doen om in de hemel te komen? En als het avondmaal vieren neerkomt op een metterdaad de Here Jezus ontvangen en aannemen, een metterdaad zeggen: dit evangelie is ook voor mij, dan komt de vraag: wat moet je doen om aan het avondmaal te mogen gaan, precies neer op die andere: wat moet je doen voor je kunt zeggen dat het Evangelie ook voor jou geldt? Het vergif van al die ultra-gereformeerde ketterijen, de verkrachting van het Evangelie in al die oud-gereformeerde en vrij-oud-gereformeerde groepjes, blijkt juist bij de avondmaalsviering ons diep in het bloed te zitten.
Wanneer het voor ons vanzelfsprekend is dat er aan het avondmaal voorwaarden vooraf verbonden zijn en dat je aan bepaalde criteria moet voldoen voor je mag aangaan is het de hoogste tijd dat wij nog eens serieus onze catechismus aankijken en nog eens extra luisteren naar onze Heer. En ook als die vanzelfsprekendheid van voorwaarden en criteria voor ons niet bestaat kan het geen kwaad nog eens te luisteren en het evangelie tot ons door te laten dringen. Want de vraag is hier niet: wat moeten wij doen vóór wij mee mogen doen in het Evangelie van Christus? aan welke criteria moeten wij voldoen vóór het ook voor ons is? Maar de vraag is: wíllen wij wel meedoen in het Evangelie van Christus? Willen wij Jezus ontvangen, Jezus delen, en Jezus verwachten?
Met die laatste vragen komen we in een totaal andere sfeer terecht. Laat ik eens proberen met een voorbeeld dat verschil in sfeer duidelijk te maken. Als we de kerk nu eens even met een voetbalelftal vergelijken. Wat voor soort elftal is de kerk dan? Je hebt van die groepen, die zijn heel streng, heel 'professioneel'. Wil je bij zo'n elite-elftal komen, dan moet je eerst bewijzen dat je goed kunt voetballen. Je moet aan een serie trainingen meedoen, en als de coach je goed genoeg vindt mag je een keer meespelen. Als je dan goed speelt, krijg je een plaatsje in het elftal. Maar je hebt ook elftallen, waar het allemaal meer lijkt op het voetballen in de straat of op het plein buiten. Als je komt kijken, mag je zo meedoen. Als je het niet zo goed kunt, is dat geen probleem. De vraag is niet: kún jij goed voetballen, maar de vraag is: heb jij zin in voetbal? Dat is een heel andere sfeer dan bij dat eerste elftal.
Het is voor mij geen vraag op welk van beide elftallen de kerk van Christus hoort te lijken. Maar ik ben bang, dat we zomaar lijken op het verkeerde elftal, en zó ook lezen in de bijbel en luisteren naar onze belijdenis. Want als je goed kijkt, blijkt zo'n vraag en antwoord 81 helemaal de sfeer te ademen van de vraag: heb jij zin om aan het Evangelie mee te doen? Het gaat hier bepaald niet om voorwaarden vooraf. Maar het gaat om het uitwerken van wat wij in het avondmaal onder andere doen. Het avondmaal is ingesteld voor wie het Evangelie werkelijk willen meedoen. Wil jij inderdaad de Here Jezus ontvangen, aanvaarden als je Redder? En dat betekent: erken je inderdaad dat je gered moet worden, dat je het zelf niet goed kunt maken, dat je er uit jezelf alleen maar een grotere puinhoop van maakt in je leven? Wil je leven uit zijn hand, iedere dag? Wil je dááraan meedoen? Dan is het avondmaal iets voor jou, voor jou ingesteld.
Net zo min als er voorwaarden zitten aan het Evangelie, zitten er voorwaarden aan de viering van het avondmaal. De Here Jezus roept al zijn leerlingen op: doe dat, blijf dat doen. En Hij gaat met zijn evangelie niet rond als de head-hunters van de grote professionele voetbalclubs, die her en der uitkijken naar aankomend talent, maar Hij staat met zijn kerk te voetballen op straat en wie langs komt, kan het horen: hé, heb je ook zin om mee te doen? Dat is de enige echte vraag bij het Evangelie, en dus ook bij het avondmaal.
En dat is best een serieuze vraag, waar wij ook best goed over na mogen denken, ook van te voren. Het is één van de vervelendste effecten van die elitaire manier van denken in de kerk, dat we dit zomaar geen serieuze vraag meer vinden. Ja, denken we dan, dan kan iedere figuur zomaar meedoen, al was het die . . . van een collega, die nooit ergens serieus over nadenkt. En intussen vergeten we dat wij zelf allemaal van die . . . mensen zijn, die uit onszelf absoluut niet goed zijn in geloven, in ontvangen, in samen delen van Christus, in Hem verwachten en in leven uit geloof. Als we eenmaal aan de gang zijn, vergeten we zomaar dat wij net zó simpelweg geroepen zijn om mee te doen in het grote krukken en stakkers-elftal van de kerk, en beelden we ons in dat wij toch wel in de eredivisie van het geloof kunnen spelen. Vergeet dan nu maar snel. Meedoen in het evangelie betekent erkennen dat je zelf slecht bent en verlossing nodig hebt, betekent leven uit de hand van Christus en niet op eigen kracht.
En de vraag is: willen wij dat? Je kunt dat, volgens de catechismus, op twee manieren niet willen. Je kunt het niet willen door huichelaar te zijn, toneelspeler. In de kerk wel te zèggen: ik leef van de geef, maar in je hart er heel anders over te denken. Dan speel je toneel ook aan het avondmaal, en kun je rekenen op een nogal harde confrontatie met de eerlijke Heer van het avondmaal. En je kunt het ook niet willen door in je leven te laten zien dat je het niet wilt. En dan gaat het er niet om dat je nog steeds allerlei zonden doet, maar dat je in allerlei zonden leeft. Op de vraag: wil jij meedoen in het Evangelie? past dan het antwoord: nee. Nou, dan moet je ook niet meedoen aan het avondmaal. Er is alle reden om goed na te denken vóór je meedoet aan het Evangelie.
Maar met dit al blijven we uit de sfeer van de voorwaarden vooraf en van de criteria. Het gaat er niet om dat wij eerst een bepaalde mate van afkeer van onszelf hebben omdat wij slecht zijn. Het gaat er niet om dat wij eerst een bepaalde mate van vertrouwen hebben op Christus, en een bepaalde mate van versterkt geloof en een bepaald niveau van verbetering van ons leven. Het gaat er om dat wij willen doen, wat wij in het Evangelie en in het avondmaal gaan doen. Je moet het avondmaal werkelijk willen doen.
Ja, en natuurlijk, je moet het avondmaal ook werkelijk kunnen doen. Dat kleine kinderen aan de viering niet meedoen is van daaruit gezien vanzelfsprekend. En het valt te begrijpen dat de oude kerk is teruggekomen op het gebruik om ook de heel kleine kinderen te laten meevieren in het avondmaal. De meeste mensen weten dat niet, maar zo tussen 300 en 500 vierden vaak zelfs de zuigelingen avondmaal mee in de kerk. Dat grotere kinderen, vanaf een jaar of tien, niet meedoen aan de viering is trouwens helemaal niet vanzelfsprekend. Het is jammer dat ook de vraag van kinderen aan het avondmaal zo in de sfeer van de kerkelijke ruzies en de kerkelijke sjibbolets is getrokken. Nu kunnen we nauwelijks meer gewoon nuchter nadenken over de vragen die hier bij horen. Dat Calvijn de kinderen vanaf een jaar of tien mee wilde laten vieren op een eenvoudige belijdenis van geloof, en hun het nodige onderwijs nadien wilde laten geven - het is voor ons begraven onder een berg van frustraties en ruzies. Dat nu onze huidige praktijk de gedachte aan allerlei voorwaarden voor de viering enorm versterkt (je moet wel eerst de catechismus kennen en een bepaalde rijpheid van geloof bereikt hebben . . .), dat weegt ons kennelijk niet zo zwaar.
Maar goed, waar het me nu om gaat is, dat de vraag die bij Evangelie en avondmaal hoort, de vraag is: wil jij meedoen? Ik wil daar nog één element van naar voren halen, omdat ik het heel belangrijk vind dat wij ons daar bewust van zijn. De vraag: wil jij meedoen? richt onze blik naar voren, naar, zal ik nu maar zeggen, het spel waarvoor we uitgenodigd worden, en laat ons ons concentreren op wat daar gebeurt. De vraag naar voorwaarden en criteria richt onze blik naar achteren, naar ons verleden, en richt onze blik op onszelf.
Het is van het grootste belang dat wij ons dat realiseren als het in de kerk over zelfbeproeving gaat. We worden daarbij zeer gehinderd door de misverstand wekkende structuur van onze avondmaalsformulieren. Na de inleiding uit 1 Korinte 11, zou je verwachten dat de formulieren verder zouden gaan met wat bij Paulus het belangrijkste is: de gedachtenis van Christus. Hij richt ons heel bewust op de Here Jezus als het centrum van de avondmaalsviering. En stelt dán de vraag: wil jij dááraan meedoen, werkelijk meedoen? Denk er vooraf over na, of je dááraan mee wilt doen, want als je aangaat, dan zeg je metterdaad een compleet evangelie na. Dan zég je dat je Jezus ontvangen wilt, Hem delen wilt, Hem verwachten wilt.
Maar onze formulieren beginnen met de zelfbeproeving en vervolgen dan met de gedachtenis. Ondanks alle betuigingen van het tegendeel, werkt dat in de praktijk vaak zo, dat wij heel sterk gericht worden op onszelf en op de vraag of ons verleden wel past bij Christus. Je moet wel heel bewust hier op letten, wil je bij de lezing zien dat dit allemaal de bedoeling van de formulieren niet is, en dat ze inhoudelijk iets anders zeggen.
Dat is bepaald riskant. Want wie begint bij zichzelf komt nooit aan de tafel toe. Kijk maar weer naar die ultra-gereformeerden. Daar zie je uitvergroot wat bij ons ook een bepaalde rol speelt. Ook wij kijken zomaar naar achteren en naar onszelf: heb ik gezondigd?, zo gezondigd, dat ik de tafel van Christus onwaardig ben? Het vervelende is, dat het antwoord dan eigenlijk altijd ja moet zijn. Wij hébben zo gezondigd, dat wij Christus onwaardig zijn, altijd. Maar daar gaat het nu juist om in het Evangelie. Het Evangelie is voor zondaars, dan is het avondmaal ook voor zondaars. Laten we maar goed bedenken, als de discipelen van de Here Jezus eerst aan voorwaarden van geloof en heiligheid hadden moeten voldoen, had de Here Jezus nooit met hen het avondmaal kunnen vieren. Ze twistten en maakten ruzie over wie wel de baas was. De kerk wordt op aarde echt nooit meer dan het krukken-elftal van de plaatselijke pupillen. Eredivisie wordt pas op de nieuwe aarde gespeeld.
Paulus kijkt dan ook naar voren: wil ik doen wat ik zeg? En hij kijkt naar de Here Jezus: wil ik Hém gedenken, die zijn leven gaf voor mij. En daarin is hij een echte apostel van Jezus Christus zelf, die ook zijn discipelen richtte op zichzelf: dit is mijn lichaam, mijn bloed, en Ik ben in uw midden als een die dient. En Ik beschik u het koninkrijk. Hij geeft ons zijn Evangelie en Hij roept ons op om daarin mee te doen. En zoals je al doende leert voetballen, zo leer je ook al doende geloven, ontvangen, delen, verwachten, samen in de kerk, samen aan het avondmaal. Wilt u dat? Dan is het avondmaal iets voor u. Net zo als het evangelie. Want de Here Jezus haat voorwaarden. Hij wil dat we leren dat alles al gedaan is, door Hem, voor ons. Daar mogen wij iets mee doen. Dat is de bedoeling. Hij leert het ons door ons er in mee te laten doen. Hij fascineert niet met elitaire mysteriën. Hij spreekt ons aan: doe je ook mee? heb je zin? Kom op dan! Amen.