Heidelbergse Catechismus, zondag 36

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 8,1-3
Psalm 15
lezen Matteüs 5:33-37
Psalm 141,1-3
Zondag 36
Psalm 145,1.5
Liedboek gezang 434

Loenen-Abcoude 30/07/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Vanmorgen nog maar een keer zo'n gebod in één zinnetje. Vertrouw Mij! Dat was het eerste gebod. Kijk Mij aan! Het tweede. Gebruik Mij niet! Dat wordt vanmorgen het derde gebod.


Het is woensdagmiddag. Hans en Pieter en Mieke spelen thuis. Ze hebben de hele kamer vol Lego en Duplo liggen. Als moeder ontdekt dat ze nog een boodschap vergeten is voor het eten van die avond denkt ze: ach, laat ze maar, ik ga zelf wel even. Ze roept Hans: Hans, jij bent de oudste, let jij een beetje op dat alles hier goed loopt. Ik ben met een half uurtje terug. Het spel gaat nog even door, maar dan heeft Hans er genoeg van. Hij gaat een boek lezen. Maar als Pieter even later ook met de Lego stopt, roept hij: Hé, wel eerst even opruimen! - Ja, doe het zelf. Jij hebt ook niks opgeruimd. - Nou en? Mama heeft gezegd dat ik de baas was tot ze terugkwam. Schiet nou maar op. - - Nou ja, de rest van de ruzie kunnen we zo wel aanvullen.


Wat doet Hans? Hij probeert z'n moeder te gebruiken om Pieter iets te laten doen waar hij zelf geen zin in heeft. Natuurlijk trapt een beetje broer daar niet in en loopt de ruzie door tot de moeder zelf weer thuis is. Maar wat als de moeder dan de jongens uit elkaar haalt en straf geeft, en iets zegt als: jongens, waarom maken jullie nu alweer ruzie? Je weet toch dat ik daar heel verdrietig van word, en de Here God ook . . . ? Juist, dan zijn we bij dit gebod terecht gekomen: gebruik Mij niet! Ik ben niet de stok achter de deur bij jouw opvoeding. Ik wil niet als masker dienen of als brede rug waarachter jij je kunt verstoppen. Ik legitimeer jouw leven niet, en ik ben geen pressiemiddel. Ik ben God, besef dat wel.


Gebruik Mij niet! Hoe komt ik daar bij, juist bij dit gebod? Daarvoor moeten we, net als vorige week, terug naar het gebod zelf, achter de uitleg van de catechismus terug. Net als bij dat tweede gebod, gaat ook hier de catechismus eigenlijk aan het gebod zelf voorbij, om direct midden in de situatie van toen, 1563, te gaan staan. Het is de moeite waard om daar even niet in mee te gaan en naar het gebod zelf te kijken.

Er staat eigenlijk in Exodus en Deuteronomium iets als dat de Israëlieten de naam van God niet mogen opheffen, niet op de lippen mogen nemen voor nietigheid of, beter, bedrog. Het gaat er dus om, dat je Gods naam niet mag noemen om anderen daarmee te misleiden. Een typisch voorbeeld daarvan is een meineed. Terwijl je weet dat je onwaarheid spreekt, of niet de hele waarheid, noem je toch Gods naam erbij om die onwaarheid of halve waarheid toe te dekken. Een ander typisch voorbeeld uit de bijbel is valse profetie: zeggen dat God een boodschap heeft, die je intussen zelf verzonnen hebt. Allebei komt dat neer op God gebruiken voor je eigen doelen en belangen. En dat wil God persé niet.


In de catechismus, en trouwens in een heel brede christelijke traditie, is deze directe betekenis van het derde gebod nogal ondergesneeuwd. Dat komt doordat op een gegeven moment de heel andere zonde van het lasteren van God met dit gebod in verband is gebracht. Je lastert God als je kwaad over Hem spreekt, Hem vervloekt of niets waard vindt. Dat is principieel iets anders als in het derde gebod aan de orde is. Als het voor het eerst gebeurt na de wetgeving op de Sinaï weten de Israëlieten niet wat ze er mee aanmoeten. De geschiedenis staat in Leviticus 24. God lasteren is zeggen: God is niks. Gods naam misbruiken is iets anders: het is een mooi verhaal ophangen in de naam van God, en dat verhaal blijkt niks.

Zoals wellicht is opgevallen loopt dat in de catechismus, en daardoor ook in onze beleving, helemaal door elkaar. Als het iets met de naam van God te maken heeft hoort het bij dit derde gebod. En de suggestie is onmiskenbaar: door vloeken, krachttermen, zweren, meineed en dergelijke laster je God. En weet wel, geen zonde is groter en wekt Gods toorn meer op dan het lasteren van zijn naam. Onder dat gewicht is het eigenlijke derde gebod al lang geleden bezweken. En dat is jammer. We moeten een en ander nodig weer eens uit elkaar plukken.

Dan komt het gelijk dichterbij. Om het eens in nieuwtestamentische termen te zeggen: het lasteren van Gods naam komt terug in de lastering van de Heilige Geest. Dat staat als een huiveringwekkende mogelijkheid aan de rand van ons leven. Maar het gebruiken van Gods naam om anderen te misleiden komt bijvoorbeeld terug in het vieren van het avondmaal terwijl je helemaal niet van plan bent om Christus te ontvangen, te delen of te verwachten. Of anders, het lasteren van Gods naam komt uit in het maken van films of toneelstukken over Jezus als homo. Daar lezen we over in de krant of ontvangen we spam over, maar dat was het dan wel. Het gebruiken van God om anderen te misleiden komt uit in het ophangen op huisbezoek ophangen van mooie verhalen over de Here dit en de Here dat, terwijl daar in je leven geen werkelijkheid aan beantwoordt.


Gebruik Mij niet! alle mogelijke praktijken die we verkopen in de naam van God, van Jezus, van ons christen-zijn, die we legitimeren als goed voor God, voor ons geloof, terwijl de werkelijkheid daarmee niets uitstaande heeft, die verbiedt God ons beslist in dit gebod. Hij haat het om voor ons karretje gespannen te worden, en gruwt er van als wij zijn reputatie misbruiken voor onze doelen, om ons wat groter, beter, sterker, geloviger, vromer voor te doen dan we zijn. Kortom, voor bedrog.

En met dat alles komt God direct bij óns binnen. Misschien heeft dat ook wel wat te maken met het vergeten van dit eigenlijke derde gebod, dat het allemaal wel heel dicht bij komt. Dat is bij het meeste van wat in de catechismus staat niet zo. Niet vals zweren, dat is prima. De meesten van ons zullen toch nooit een eed afleggen. God vervloeken en lasteren komt niet in ons hoofd op. Met een beetje opvoeding is het ook zo moeilijk niet om niet te vloeken en krachttermen te gebruiken. De hele gewoonte om te zweren bij dit of bij dat zijn wij al lang kwijt.

Maar zodra God zegt: gebruik Mij niet, gaat het over alles waar wij God bij noemen, met ons geloof bij schermen, over alles waarvan wij zeggen: God wil het. Lang voordat de kruistochten en de apartheid er waren om ons voor altijd in te prenten dat we gloeiend voorzichtig moeten zijn met te roepen: God wil het, dit of dat is een gebod van God, stond daar dit gebod, en het staat nog steeds midden in ons leven. God wil dat ik zelf voor hem kies. God wil toch zeker dat ik iets voel bij m'n geloof. Je moet mij vergeven, God wil dat. Waarom help je mij niet? Waar is hier de gemeenschap der heiligen? God wil dat toch?

En draai die woorden rustig maar eens om: God wil toch zeker niet . . . God wil toch zeker niet dat ik tegen mijn zin twee keer naar de kerk ga op zondag? God wil toch zeker niet dat ik me daar een vermogen aan belasting betaal? God wil toch zeker niet dat ik over me heen laat lopen? God wil toch zeker niet dat ik een laag cijfer haal? God wil toch zeker niet dat ik tegen mijn zin iets doe? Vul zelf nog maar wat aan. Voorbeelden genoeg.

Daartegenover zegt de Here hier: Gebruik Mij niet. En tegenover alle andere manieren waarop wij God zouden gebruiken. Want we hebben die gewoonte niet meer om te pas en te onpas te zeggen: ik zweer het bij dit of bij dat. En dat betekent dan: geloof me, in Gods naam. Maar wij hebben wel andere manieren om te zeggen: geloof me, in Gods naam. En wij hebben nog altijd even veel moeite met dat eenvoudige woord dat de Here Jezus hier tegenover zet: laat uw ja ja zijn en uw nee nee. Als wij zeggen: wat een zegen dat het dit jaar zo goed ging, is dan ons ja ja en ons nee nee? Of bedoelen we dan eigenlijk dat wij het goed gedaan hebben, dit jaar, en verbergen we onze trots achter vrome woorden? Als wij zeggen: God zal me kracht geven om de pijn te dragen, is dan ons ja ja, of bedoelen we: ik zal me handhaven? Gebruik Mij niet!, dat zegt God.


En waarom zegt Hij dat? Ik denk net om dezelfde reden als wij zelf zouden geven: Gebruik Mij niet, laat Me Mijzelf zijn, laat Me voor Mijzelf spreken. Want dat is wat hier op het spel staat. Wanneer wij God gebruiken passen we Hem in in ons bestaan en laten Hem zichzelf niet zijn. En als er iets gevaarlijk is voor onszelf en voor anderen, dan is het God de redder niet zichzelf laten zijn. Ik ben de Here die jullie uit het slavenhuis Egypte verlost heb, Ik ben Jezus, jullie verlosser, Ik ben de Heilige Geest, die jullie nieuwe mensen maken wil.

Ja, en alles waarvan wij dan uit onszelf zouden zeggen: God wil dit of dat, of dat natuurlijk niet, dat hebben wij onttrokken aan die redding. God wil toch zeker niet dat ik iets tegen mijn zin voor Hem doe. Zo. Maar hoe wil je dan leren om te breken met jouw eigen ondeugden en slechte karaktertrekken? God wil dat wij elkaar aanvaarden zoals we zijn. Heb geen kritiek op mij. Zo. Maar hoe wil je dan elkaar opbouwen in de gemeente? Dacht je soms dat alles maar zo moest blijven als het is?

Of anders: bij wie ga je uithuilen, als je God juist gebruikt hebt om stoer te doen, om je angst en je onzekerheid, je lafheid en je onvermogen af te dekken? God wil het, zei de oudste zoon, en hij diende zijn vader tot hij op was. Maar hij hield niet meer van hem, al lang niet meer. Wie Gods naam opheft tot nietigheid, tot bedrog, die blijft zelf met niets over, bedriegt zichzelf. Dan kun je toch maar een stuk beter opstaan, en tot God gaan, en zeggen: Vader, ik heb gezondigd.

En dan heb ik het nog maar over onszelf. Veel ernstiger is, dat je als je God gebruikt de God die je vertrouwen kunt voor anderen onbetrouwbaar maakt, en onaantrekkelijk. Christenen - slappe zooi, die hun geloof als smoes gebruiken. Mooipraters, waar niets van uit gaat. Hoeveel mensen zouden er niet denken dat je van onze God vooral niets mag en heel veel moet? Hoeveel mensen lijden er niet onder het diepe trauma dat al die dingen die eerst zogenaamd gebod van God waren, intussen al lang gebleken zijn geboden van mensen te zijn?


Ik denk zo, dat we allemaal geluksvogels zijn dat onze God ook nog zelf spreekt en zich toont aan mensen in Christus Jezus, onze Heer, als wie Hij werkelijk is: de God die je vertrouwen kunt, vol van eerlijke liefde. Ook met onze mislukkingen op het veld van dit gebod, met alles waar we ons over schamen in ons leven, omdat ook wij anderen bedrogen hebben met Gods naam, met vrome praat en dikke woorden, met dat alles mogen we toch, toch, toch, in Jezus' naam bij God komen en ons veilig weten, veilig, als we werkelijk komen, eerlijk, zonder bedrog. Dan mogen we ontdekken: Hij is een milde God, vol van medelijden, liefde en geduld. En we mogen het leren: alle praat, alle optreden, waar dát niet in doorklinkt, dat Hij werkelijk een milde God is, die je vertrouwen kunt, - het is bedrog. Een Redder gebruik je niet, die kijk je aan, en je vertrouwt Hem. Dan wórd je gered, omdat Hij zichzelf is, en blijft, tot in eeuwigheid. Amen.


<<<