Loenen-Abcoude 07/02/99
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Wat ons in de kerk altijd het meest te denken en te discussiëren geeft zijn geboden van God die gaan over zaken die niet meer bestaan. Dat heeft iets heel aparts. Het is diep in onze ziel gezonken dat Gods woorden niet vervliegen op de wind, maar blijven tot in eeuwigheid. Alleen daarom al kunnen we het ons moeilijk voorstellen dat God met zoveel woorden dingen gebied of verbied die er nu niet meer zijn. Steeds merk je dan de neiging om net te doen alsof er niets veranderd is, en om een soort vervanging, een surrogaat te maken dat in de plaats van de verdwenen zaak komt. We voelen ons er onzeker over en weten niet precies wat we nu aanmoeten.
Die onzekerheid voelen we nog het scherpst bij zaken die pas kort geleden verdwenen zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan veel zaken die we gewend zijn bij het vijfde gebod te behandelen. Misschien wel het meest duidelijk lopen we hier tegen aan bij al die keren dat ook in het nieuwe testament nog gesteld wordt dat vrouwen aan hun mannen onderdanig moeten zijn. Dat paste precies in de situatie toen: er was een gezagsverhouding tussen man en vrouw in het huwelijk, de vrouw was praktisch het eigendom van haar man. Dat was wettelijk zo geregeld. Het had in die situatie zin om tegen een vrouw te zeggen dat ze zich naar het gezag van haar man had te schikken. Sinds grofweg het begin van deze eeuw bestaat in West-Europa die gezagsverhouding tussen man en vrouw niet meer. Geen man heeft wettelijk enig gezag over zijn vrouw. De verhouding in het huwelijk is er een van wederzijdse zorg. De werkelijkheid waar al die geboden over gingen is verdwenen, tenminste in onze omgeving. En nog steeds weten we in de kerk eigenlijk niet wat we daar mee aanmoeten. Tegen onze vrouwen zeggen dat ze hun man onderdanig moeten zijn slaat nergens meer op. Maar wat betekenen die bijbelse geboden dán voor ons? Onzekerheid is troef.
Nu, als puntje bij paaltje komt heerst in de kerk tot op de dag van vandaag dezelfde onzekerheid als het gaat over de sabbat. De werkelijkheid waar het vierde gebod over gaat is verdwenen. Niemand van ons onderhoudt de sabbatdag. Dat kan ook niet. De sabbat bestaat niet meer. Maar wat betekent dit vierde gebod dan nog voor ons? Ik geloof niet dat het zin heeft om te ontkennen dat we daar met zijn allen best onzeker over zijn. Wie de laatste tijd de kranten een beetje bijgehouden heeft kan weten dat ook rond de sabbat er nog altijd mensen zijn die doen alsof er niets veranderd is. Ze zeggen dat wij eigenlijk nog steeds op de zevende dag, de zaterdag, zouden moeten ophouden met werken, omdat anders dit gebod niet meer gehoorzaamd wordt. En ook bij de sabbat zijn er talloze mensen die een soort surrogaat gevonden hebben. Ze zeggen dat in het nieuwe testament de zondag eigenlijk in de plaats van de sabbat gekomen is en de nieuwtestamentische sabbat is. Dat is de lijn die in onze eigen gereformeerde traditie het meest gevolgd wordt. De kans is ongeveer 95% dat u zo bent opgevoed en dit op catechisatie en in de kerk geleerd hebt. Het vervelende is alleen, dat er in de bijbel zelfs geen begin van bewijs is voor zoiets als een vervanging van de sabbat door de zondag. De onzekerheid die dat oproept kun je wel overschreeuwen, maar dat helpt maar weinig.
Daarom is er al van ouds in de christelijke kerk - en ook in de gereformeerde kerken - een derde lijn. Mensen die voor die benadering kiezen gaat uit van het gegeven dat de sabbat in het nieuwe testament verdwijnt, en vragen zich dan af hoe de sabbat toch vervuld wordt, toch op een andere manier terugkomt, en denken er over door wat dát dan voor ons betekent. Ik wil vanmorgen die derde lijn eens met u volgen. En ik doe ook, omdat onze catechismus zelf heel duidelijk voor die derde benadering gekozen heeft. Maar ik doe het met des te meer zin, omdat we op deze manier ons niet hoeven vast te bijten in een eindeloze discussie over sabbat en zondag. Er komen zo ook heel andere dingen naar voren, die wel zo belangrijk zijn, en die ook waarde voor u hebben als u het met mij niet eens bent over de verhouding van sabbat en zondag.
Ik volg in de rest van de preek de opzet die ik net noemde: eerst gaat het er over dat de sabbat in het nieuwe testament verdwijnt, dan vragen we hoe de sabbat toch vervuld wordt en op een andere manier terugkomt, en dan vragen we ons af wat dát dan voor ons betekent. Met dat laatste zijn we dan bezig met de vraag wat dit vierde gebod ons vandaag gebied. Want inderdaad: Gods woorden vervallen niet, ook niet als de werkelijkheid verandert. Ik zeg er bij voorbaat bij: deze derde weg is geen simpele, eenvoudige weg. Er komen allerlei verbanden uit de bijbel bij aan de orde. Daarom volgt het uitgedeelde papier voor de kinderen ook de preek niet, maar geeft het een eigen verhaal. De preek gaat in feite in op de achtergronden bij die tekst. Ik ga er van uit dat u hier in de kerk best iets leren wilt.
De sabbat verdwijnt in het nieuwe testament, zei ik. Dat is best opvallend en we doen er goed aan de dingen hier even op een rij te zetten, dat een en ander tot ons door kan dringen. De tien geboden komen in het nieuwe testament een aantal keren terug. Ze komen terug in het gesprek van de Here Jezus met de rijke jongeling. Jezus noemt dan de geboden: U mag niet doodslaan, niet echtbreken, niet stelen, geen vals getuigenis geven, eer uw vader en uw moeder en, u moet uw naaste liefhebben als uzelf (Mat. 19). Zo komen we in Romeinen 13 het zesde tot het achtste plus het tiende gebod tegen, en weerspiegelt 1 Tim. 1 in een ondeugden-lijst het vijfde tot en met het negende gebod. Losse geboden komen meer voor, maar het mag opvallen dat zo nergens het vierde gebod over de sabbatdag terugkomt. Als we even afzien van de evangeliën bewaart het nieuwe testament op één uitzondering na een oorverdovend stilzwijgen over de sabbat. Die ene uitzondering is Kolossenzen 2:16, waar juist gezegd wordt dat niemand de broeders en zusters in Kolosse mag oordelen op het punt o.a. van 'sabbatten'. Wanneer in Handelingen 15 de apostolische kerk uitspreekt waar christenen uit de heidenen zich aan te houden hebben wordt op het sabbatsgebod zelfs niet gezinspeeld. Wel is duidelijk dat de joden en ook de christenen uit de joden de sabbat gehouden hebben (denk maar aan al de keren dat we in Handelingen horen dat Paulus op sabbat uit preken gaat). Maar verder wijst alles er op dat de joden gelijk hebben als ze zeggen dat de sabbat een instelling voor de joden is, die hoort bij het verbond op de Sinaï, en wegvalt zodra het christelijk geloof zich buiten het joodse volk op heidenen richt.
Het is de moeite waard vervolgens in de evangeliën eens na te slaan wat er gebeurt tussen de Here Jezus en de sabbat. We vinden dan twee dingen. In de eerste plaats zien we dat de Here Jezus op sabbat rustig mensen geneest, en dan zegt: het is toegestaan wel te doen op sabbat. Daar kun je nog van zeggen dat het niet erg ingrijpend is. Het gaat meer om de joodse uitleg van het sabbatsgebod van destijds dan om de sabbat zelf. Maar in de tweede plaats vinden we in de drie eerste evangeliën het verhaal van het aren plukken op de sabbat. In de discussie met de farizeeën die daarop volgt zegt Hij dan: let wel, Ik ben Heer over de sabbat. Ik ben bevoegd om met de sabbat te doen wat Ik wil. In Johannes vinden we in een zelfde verband de uitspraak: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook (Joh. 5:17). Dat komt bijna op hetzelfde neer als zeggen: Ik ben Heer over de sabbat.
Als we naar deze woorden luisteren in het geheel van de evangeliën merken we dat het hier maar niet gaat om iets als: Ik sta boven de wet, Ik ben Heer, Ik ben God. Het gaat er maar niet om dat de Here Jezus wèl op sabbat mocht werken terwijl anderen dat niet mochten. Het gaat er om dat de Here Jezus in al zijn werken ook aan de sabbat werkte. Ik ben Heer over de sabbat betekent: Ik mag met de sabbat doen wat Ik goed vind. Zo was de Here Jezus Heer over heel het oude testament. Hij is gekomen om dat te vervullen en om een nieuw testament van kracht te laten zijn. Hij maakt een nieuw verbond, waarin Gods oude verbond met zijn volk op een nieuwe manier wordt opgenomen, namelijk: als vervuld. Hij gaat doen waar het in het oude testament om ging en geeft zijn christenen heel het oude testament terug, met de boodschap: hier, voor jullie, alles is al gedaan.
Daarmee zitten we al midden in het tweede dat ik noemde, de vraag hoe de sabbat in het nieuwe testament op een nieuwe manier terugkomt. Daar is één bijbelgedeelte heel expliciet over. Dat hebben we daarnet gelezen: Hebreeën 3/4. Maar er is meer. Al in de evangeliën in de woorden van de Here Jezus zelf. In Lukas 4 preekt Jezus op sabbat uit Jesaja 61, en zegt: dit woord wordt in Mij hier en nu vervuld. En dit woord zegt: er komt een groot sabbatsjaar van de Here God, waarop alle slaven worden vrijgelaten. Dát wordt in Jezus' leven vervuld. En in Matteüs 11, vers 28v staan, net voor de gedeelten over de sabbat, Jezus' beroemde woorden: Komt allen tot Mij, vermoeide en beladen mensen, en Ik zal u rust geven, rust voor uw zielen. Dat heeft hier direct de bijklank van: de ware sabbatsrust. En als we van hieruit nog eens kijken naar Johannes 5, naar die woorden: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook, dan zien we dat het bij dit werken gaat om een brengen in Gods rust van Gods volk. Deze woorden lopen zó door in Hebreeën 4. Jezus is bezig ons in Gods rust te brengen, ons deel te geven aan Gods voltooide werk.
Dat past precies in wat ik net noemde: Jezus gaat doen waar het in het oude testament om ging en geeft het ons terug met de boodschap: hier, voor jullie, alles is al gedaan. Want de sabbat verhoudt zich tot Jezus' werken hier als de belofte tot de vervulling. Ook de sabbat wees vooruit. Het gaat bij het stoppen met werken op de zevende dag om een teken van vertrouwen, dat God het in zes dagen verrichte werk zal zegenen en voltooien, om een teken van verwachting: wij leven niet van ons eigen werken, maar van Gods werken en Gods voltooien van de hele schepping. Niet wij maken door ons werken ons leven af, maar God zal ons leven en heel de wereld voltooien, afmaken. Niet de natuurlijke vruchtbaarheid en de krachten die in de wereld aanwezig zijn brengen ons het geluk, maar God zelf zal ons op zijn eigen onnavolgbare manier het ware geluk geven. Daarom kunnen wij rustig na zes dagen werken een dag ophouden en ons aan Hem wijden. Zo was de sabbatdag een teken van Israëls deel krijgen aan Gods eigen rust. Die belofte wordt nu door de Here Jezus vervuld: Hij gaat werkelijk Gods volk de beloofde rust geven. Hij gaat doen wat Israël verzondigd heeft, wat geen mens ooit heeft gekund en geven wat alleen God kan geven: de verzoening van heel de kosmos en de voltooiing van de hele schepping. Het aangename jaar van de Heer, de rust. Daarvoor werkt Jezus tot nu toe, net als zijn Vader.
De oudtestamentische sabbat wordt vervuld in het voltooide werk van onze Heer, Jezus Christus. Zo vinden we de sabbat terug in het nieuwe testament: er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. En zo vinden we ook het vierde gebod terug in het nieuwe testament: Laten wij er dus ernst mee maken om tot die rust in te gaan, en niet ten val komen door ongehoorzaamheid. En dat betekent dus ook: Komt allen tot mij, vermoeiden, beladenen, en Ik zal u rust geven.
Als we daar nu verder over nadenken en ons afvragen wat dat nu voor ons leven betekent, dan komen we precies uit bij wat Zondag 38 ons leert. Dat is niet toevallig. Ik zei al, dat de catechismus ook deze lijn van omgaan met de sabbat en het vierde gebod volgt. Dat wordt er allemaal niet bij gezegd, maar het blijkt duidelijk uit het resultaat en wordt bevestigd als we de boeken lezen die op de achtergrond van deze zondag staan. Ik houd me in deze preek maar aan het resultaat. Allerlei boeken lezen is tenslotte voor liefhebbers.
Dat resultaat in Zondag 38 staat helemaal in het teken van de rust die de Here Jezus geeft. Die rust moet gevierd worden en vanuit die rust moet geleefd worden. Dat is in het kort het ten eerste en het ten tweede van de catechismus.
Die rust moet gevierd worden. Dat gebeurt in de erediensten van de christelijke kerk. En daarom betekent het vierde gebod voor christenen dat ze die erediensten trouw bezoeken. Dat zijn natuurlijk in de eerste plaats de erediensten op de zondag. Maar destijds waren er ook in de week allerlei erediensten en bijeenkomsten. Het is bekend dat de reformatoren vrijwel iedere dag preekten en kerkdienst hielden. Wij doen dat niet meer. Maar we hebben wel andere dingen. Waar het in alles om gaat is om het vieren van de rust die Christus geeft, om het samen plechtig genieten daarvan dat de Here Jezus alles voor ons gedaan heeft. Daar gaat het om in de preken in de kerk, daarom zingen we onze liederen, dat vieren we in het avondmaal en ondergaan we in de doop, dat belijden we ook in ons bidden en daarin laten we elkaar delen ook de het geven van onze gaven. En daar gaat het ook om tenslotte in onze catechisaties, in onze verenigingsavonden en in allerlei onderlinge contacten.
In al die dingen krijgen we een voorproef van de grote eeuwige rust van de Here Jezus. En het vierde gebod betekent voor ons in ieder geval dat we die voorproef ook moeten nemen. Dat wil dus totaal niet de kleur hebben van verplichte rust of een verplichte rustdag, maar de kleur van het feest, van de viering van dat fantastisch evangelie van de Here Jezus.
Vanuit die rust moet dan vervolgens natuurlijk ook geleefd worden. Zondag 38 haalt daar twee centrale dingen van naar voren: breken met slechte daden en de Heer door zijn Geest in ons laten werken. Let op die prachtige formulering hier: alles spreekt ervan dat de Here Jezus alles al voor ons gedaan heeft, Hij werkt nu door zijn Geest in ons. Niet wij vullen aan wat Hij gedaan heeft, niet Hij vult aan wat wij doen. Nee, Hij werkt door zijn Geest in ons. Dat is nog meer dan wat de Israëlieten al van de sabbat leerden. En het is razend actueel. Kijk maar eens rond in onze wereld. Steeds weer tref je mensen aan die denken dat zij zichzelf moeten maken. Praat met je buren of met je collega's en ontdek: de grote vraag is o zo vaak of je het wel 'gemaakt' hebt. Werken, werken, presteren, anders ben je een looser, een mislukkeling. En de dynamiek van alles werkt onze vierentwintig-uurs-economie in de hand. Dat vloekt volstrekt met een christelijk leven, nog niet eens omdat christenen één dag in de week niet mogen werken. Als je je zes dagen in de week uit de naad werkt om het te maken heb je zes dagen gezondigd tegen dit vierde gebod en helpt het niets om netjes een hele zondag niets te doen.
Dit soort dingen bedoelde ik aan het begin van de preek toen ik zei dat we op deze manier tenminste die onvruchtbare sabbat-zondag-discussie vermijden en heel andere dingen aan de orde krijgen. Helemaal afgezien van hoe wij over de zondag denken: tegen het vierde gebod zondigt een christen als hij, als zij in Christus' kracht niet breekt met een eigen gewoonte-zonde, een eigen karakter-kwaad. Tegen het vierde gebod zondigen wij als wij ons afschermen voor de Heilige Geest en allerlei delen van ons leven gewoon zonder God leven. Tegen het vierde gebod zondigen we als we strebers zijn en meelopen in de snelle-jongens en yuppen-cultuur. Tegen het vierde gebod zondigen we als we geen tijd kunnen nemen om te bidden, om naar God te luisteren, om naar vereniging te gaan en elkaar aan te moedigen en op te bouwen in het geloof. Het vierde gebod gehoorzamen we als we dagelijks ons leven aan God wijden en het leiden samen met de Here Jezus. We gehoorzamen het als we, zoals Hebreeën zegt, er op toezien dat bij niemand van ons een boos, ongelovig hart is, en wij elkaar dagelijks (!) vermanen en het begin van onze verzekerdheid tot het einde onverwrikt vasthouden. Het vierde gebod gehoorzamen we als we samen leven in geloof en vertrouwen, en in hoop al met één been op de nieuwe aarde staan. Het vierde gebod komt in al zijn kracht tot zijn recht als wij zelf, met onze eigen persoon tot Jezus gaan, of tot Hem terug-gaan, bij Hem de rust van ons leven zoeken en ons leven leiden onder zijn juk, dat zacht is, en onder zijn last, die licht is, als ontspannen christenen. Want alles is al gedaan. Dat wil uitkomen in ons leven. Rustig. Alle dagen van ons leven.
Laten we het maar bedenken, hoe we daar ook verder over denken: zondagschristendom, christen zijn op zondag en heiden door de week, dat is dé grote zonde tegen dit gebod. Het lijkt me zo, dat we het daar, bij alle discussies, en bij alle onzekerheid, heel zeker over eens zijn. Misschien is het nog wel het mooiste om dit gebod ook eens op onze onderlinge discussies toe te passen: met elkaar spreken en elkaar onze argumenten voorleggen, niet in de kramp van het gelijk krijgen, of van het opkomen voor God, die dat zelf veel beter kan, maar vanuit de rust die onze Heer geeft. Dat lijkt me een stukje hemel op aarde. En dat is de bedoeling van dit gebod: deel hebben aan de rust van God zelf. Heerlijk. Amen.