Loenen-Abcoude 23/03/97
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Een woord van God is niet zomaar iets. Het is levend en sterk, het groeit en vindt zijn weg. Wanneer God iets zegt dan lijkt het wel alsof Hij een boom plant langs de weg van de geschiedenis, een boom die groeit, en waarvan de wortels en de takken zich vertakken met enorme levenskracht. Die kracht en dat leven, ze horen bij wat God zegt. Ook als Hij maar iets heel kleins zegt, iets heel beperkts, is dat zo. Dan is het, om in dat beeld te blijven, alsof Hij een eikeltje of een beukenootje langs de wegkant plant, maar later kom je terug en kijk toch eens, dan staat er een machtige boom, die met zijn wortels het wegdek helemaal opengetrokken heeft.
Zo zijn we vorige week begonnen met te luisteren naar het vijfde van de tien geboden: 'eer uw vader en uw moeder', het betekende voor die eerst aangesproken Israëlieten bij de berg Sinaï: zorg voor je ouders als ze oud geworden zijn en het zelf niet meer kunnen doen. Laat daarin heel concreet blijken dat je respect voor hen hebt als de mensen door wie de Here God je het leven gegeven heeft. Ouders vormen de eerste voedingsbodem waaruit ieder mens is gegroeid. Daarom verdienen ze respect, heel concreet. En als de Here daarop volwassen en verantwoordelijke mensen aanspreekt - zoals Hij bij de Sinaï deed, waar Hij niet maar vrouwen, kinderen en slaven, maar de familiehoofden als de officiële vertegenwoordigers van zijn volk aansprak met zijn geboden - als de Here daarop volwassen en verantwoordelijke mensen aanspreekt, dan gaat het allereerst om hun bejaarde ouders. En dan gaat het niet maar om respectvol spreken over hen (en dus geen grappen maken over 'die ouwe' die je toch niet meer serieus kunt nemen), of om respectvol met hen omgaan, maar dan gaat het in de samenleving van oud-Israël heel concreet om een respectvolle verzorging.
Dit eigenlijk heel beperkte woord plant de Here langs de levensweg van zijn volk Israël. Dan gaat het groeien. En zo willen we er vanmorgen verder naar luisteren. Heb concreet respect voor je oude vader en moeder - daar begint het mee. En dan zien we langs twee lijnen de betekenis van dit gebod uitbotten: aan de ene kant wordt er steeds meer verstaan onder dat respect hebben, vooral gehoorzaamheid in allerlei vorm wordt er bij betrokken. Aan de andere kant wordt dit woord van God op steeds meer situaties betrokken: het gaat niet alleen meer om bejaarde ouders, maar ook om jonge ouders, niet alleen meer om ouders, maar ook om koningen en overheidspersonen, niet alleen meer om overheidspersonen, maar ook om maatschappelijke gezagsdragers: heren, bazen, leraren, noem maar op. En als dat woord van God dan is uitgegroeid tot een indrukwekkende boom, komt de catechismus en beschrijft die boom: het gaat er om dat ik aan mijn vader en moeder en aan allen die gezag over mij ontvangen hebben, alle eer, liefde en trouw bewijs, mij aan hun goede onderwijzing en tucht met gepaste gehoorzaamheid onderwerp en ook met hun zwakheid en gebreken geduld heb, omdat God ons door hun hand wil regeren.
Dat is nu typisch een woord van God. Zo klein, zo beperkt als het begint, zo weids en groot staat het voor ons in ons leven. Gods mond alleen spreekt woorden die niet falen, zuivere woorden, onvervalst en klaar. Toch wil dat niet zeggen dat we er niets van kunnen begrijpen, hoe dat Woord van God dan groeit. Als we terugkijken kunnen we iets van Gods wegen zien, en er van leren. Ik zei net al: dat kleine woord van het begin groeit langs twee lijnen uit tot een grote boom. Er zaten in dat kleine woord van het begin kennelijk twee diepe gedachten van God opgesloten, die als magneten allerlei andere woorden en gedachten naar zich toe getrokken hebben, en dat trouwens nog doen.
De eerste is, dat God respect vraagt voor oude ouders, en dat respect vraagt er om om concreet gemaakt te worden. Alleen maar zèggen dat je respect voor iemand hebt, maar vervolgens niet respect-vol met die ander omgaan, dat slaat nergens op. Maar dat concreet-maken van respect neemt telkens een andere kleur aan net naar de ander met wie je te maken hebt, of net naar de situatie van de ander met wie je te maken hebt. Je laat je respect op een andere manier zien aan je ouders dan aan de koningin, of aan een politieagent, of aan een ouderling, of aan een leraar. En je toont je respect voor je ouders op een andere manier als je 10 bent, en je vader en moeder ergens in de veertig, dan als je 50 bent, en je vader en moeder ergens in de tachtig.
De andere diepe gedachte die in dat kleine gebod zit hebben we vorige week al naar voren gehaald: in de persoon van die ouders vraagt God respect voor de levensverbanden waarin wij als mensen altijd al staan. Mensen vallen niet uit de hemel en breken ook niet ieder voor zich kant en klaar uit een eierschaal ergens op een eenzame plaats. We groeien in een levensverband en groeien op in allerlei levensverbanden. We krijgen het leven in het levensverband van het huwelijk van onze vader en moeder. Daar krijgen we onze eerste verzorging en onze eerste vorming. En naarmate we opgroeien komen we daarnaast terecht in meer levensverbanden. We gaan naar school, naar de kerk, ontdekken dat we in een dorp of een stad wonen, krijgen werk, vinden onze plaats in een samenleving, onder een overheid, worden lid van verschillende verenigingen of organisaties, en noem maar op. Het is een bewegelijk geheel.
En binnen dat bewegelijke geheel van ons leven, dat gevormd en gevoed wordt door zoveel verbanden waarin we staan, gaat nu dit woord van God weerklinken: toon respect voor de levensverbanden waarin je staat, doe niet eigenwijs en eigenzinnig, isoleer je niet op jezelf, onttrek je niet aan het gezag dat in al die verbanden geldt, maar toon er respect voor. Je leeft ervan. En als je er respect voor toont zul je er beter in leven. In al die situaties neemt dit gebod een andere kleur aan, en zo breidt het zich uit, groeit, groeit mee met de ontwikkelingen om ons heen, als een typisch woord van God: het blijft tot in eeuwigheid. Respect en levensverbanden, wanneer u die twee gedachten onthoudt, dan kunt u met dit gebod aan het werk in uw eigen leven, in al die situaties waarin we als mensen terecht kunnen komen.
Zo zien we dit gebod groeien, al in de bijbel zelf. Want geldt voor volwassen mensen dat ze respect voor hun oude ouders concreet maken in een goede verzorging en tenslotte in een waardige begrafenis, voor jonge mensen geldt, dat ze datzelfde respect concreet maken bijvoorbeeld door te luisteren naar het goede onderwijs van hun vader en moeder: Hoor, mijn zoon, de tucht, de opvoeding van uw vader, en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet (Spr. 1,8). Daar zit respect onder, achting, dat je laat merken dat je beseft dat je de eerste lessen in leven en levenskunst van je vader en moeder krijgt. Ook al vind je je vader of je moeder, of misschien allebei wel, op een bepaalde leeftijd behoorlijk dom, je weet niet half wat je allemaal al van hen geleerd en meegekregen hebt, lang vóór je zelf bewust kon nadenken over wat je hebt geleerd. Dat vraagt respect, en dat respect toon je door naar hen te blijven luisteren, en meer van hen te leren. Je bent zelf dom als je dat niet doet.
En let wel, dit gaat niet alleen maar over wat je in het algemeen allemaal wel niet van je vader en moeder leert. Maar in verreweg de meeste gevallen zijn onze vader en moeder het ook die ons het eerste over God en over de Here Jezus vertellen. Zo geven ze ons de grootste schat die we in ons leven maar krijgen kunnen. Als je je respect voor hen toont door ook daarin naar hen te luisteren, dan zul je niet alleen lang leven op aarde, maar leven tot in eeuwigheid. Dat zijn geen kleine dingen. En het is goed om ze te blijven bedenken, telkens weer. Want we hebben zomaar nogal wat aan te merken op onze ouders. Hoe ouder je wordt, des te meer ontdek je dat je dingen mist die ze je niet hebben geleerd, en leer je ook zien wat ze je hebben aangedaan of aan verkeerde dingen hebben meegegeven. Daar hoeven we in de kerk niet voor weg te lopen. Er is in alle eerlijkheid veel op ons allemaal aan te merken, ook als ouders. Maar laat het wel in alle eerlijkheid gebeuren, en met respect: het besef wat we allemaal wel niet wèl van hen gehad hebben, dat mogen we nooit uit het oog verliezen: niet alleen het leven zelf en de eerste vorming tot de mensen die we zijn, maar in de meeste gevallen ook de eerste lessen in geloven, en de eerste kennismaking met onze God.
Maar dit gebod groeit verder, al in de bijbel zelf. De Here plaats ons ook in het levensverband van de kerk, en Hij vraagt ons respectvol daarin onze plaats in te nemen. Concreet vroeg Hij van de Israëlieten om te luisteren naar de uitspraken van de levitische priesters als zij een ingewikkelde zaak beslist hadden (Deut. 17,12). Concreet vraagt Hij van ons allemaal gehoorzaam te zijn aan onze voorgangers en ons aan hen te onderwerpen, omdat zij waken over onze zielen (Heb. 13,17). Ziet u, weer zit daar dat goede in: zij waken over ons leven voor God: heb respect voor hen: u weet niet half wat u allemaal al van hen ontvangen hebt en wat u nog van hen krijgen kunt.
En de Here plaats ons in het levensverband van de staat en de samenleving, en Hij vraagt ons respectvol daarin onze plaats in te nemen: Vrees de Here en de koning, laat u niet in met oproermakers (Spr. 24,21). Geef de keizer, wat van de keizer is (Mat. 22,21). Onderwerpt u aan de overheden die boven u staan (Rom. 13). En weer is daar dat goede: de overheid staat immers in dienst van God, u ten goede (Rom. 13,4). En zo kunnen we doorgaan: over het levensverband van de school, dat respect vraagt, heel concreet tegenover de leraren, van wie we altijd iets leren kunnen, over het levensverband van ons werk, heel concreet tegenover al die mensen die boven ons kunnen staan, maar bij wie we wel ons brood verdienen. Noem maar op, ga maar door.
En nu weet ik heel goed, dat er op al die mensen, in al die situaties en verbanden ongetwijfeld een en ander, en soms heel veel is aan te merken. Dat hoef ik ook niemand van u te leren, denk ik. Het hangt in de lucht, het doortrekt alles en bepaalt zomaar ook de sfeer van ons leven. Wij zijn allemaal mensen met eigen rechten en vooral ook met een eigen mening, en die steken we niet onder stoelen of banken. De reactie van 'dat bepaal ik zelf wel' ligt ons op de lippen bestorven, ook als het gaat om ouders of leraren of ambtsdragers of overheidspersonen. We weten allemaal zo verschrikkelijk goed wat er allemaal mis is, mis in Den Haag, mis in de directiekamer, mis in de consistorie, mis in de lerarenkamer, mis, persoonlijk bij deze of gene. En u zult mij niet horen zeggen dat er geen kritiek mogelijk is, of dat kritiek verboden is. Ik zei vorige week al, dat je ouders eren niet betekent zeggen dat ze alles goed hebben gedaan, en ook niet betekent dat je ze altijd gelijk geeft. En dat geldt zeker ook voor al die anderen.
Maar wat tegen de achtergrond van dit goede gebod van onze God zo opvalt is, dat het zo schokkend vaak volstrekt ontbreekt aan die twee grote dingen uit dit gebod: ontbreekt aan respect, en ontbreekt aan besef dat we in al die mensen en in al die verbanden wel degelijk met levensverbanden te maken hebben. We hebben zomaar een hoop te zeuren en een berg kritiek, en misschien is er ook nog wel een bergje terechte kritiek bij, maar waar is het besef gebleven dat we aan al die mensen en aan al die levensverbanden onnoemelijk veel te danken hebben? Waar is het respect? Waar is het respect voor de overheid als we praten over dat paarse kabinet met al die afschuwelijke ideeën, waar is het respect als we regels naast ons neer leggen omdat we ze nutteloos of te ingewikkeld vinden? Is het nu werkelijk zó'n ramp om 254,98 teveel belasting te betalen?
Waar is het respect als het gaat over die minder goede, die zwakke leraren, die eitjes waar je niks bij leert? Waar is het besef dat je niet half weet hoeveel je ook van zo iemand nog meenemen kan, dat het ook bij een school gaat om een verband waarin God zelf je heeft geplaatst om je er op vooruit te laten gaan? Natuurlijk hebben we onze eigen ideeën over ons werk, en over hoe het beter kan, maar waar is ons respect, onze loyaliteit, als we het er met onze collega's over hebben en stuurlui aan wal spelen? Brengen we onze kritiek ook op de plaats waar ze hoort? Of praten we er maar wat over rond? En natuurlijk hebben we onze eigen ideeën over de kerk, en over hoe het allemaal beter kan, of beter was, maar waar is ons respect, respect dat weigert om over anderen te praten, waar is onze loyaliteit om ook mee te blijven doen aan zaken die wij zelf anders georganiseerd hadden, waar is ons besef dat we eindeloos veel al in de gemeenschap van de kerk ontvangen hebben?
Het lijkt me in onze situatie goed om dáár eens aandacht voor te vragen. En het lijkt me ook goed in deze tijd van het jaar. Want het is lijdenstijd, nietwaar? Ik laat het bepreken daarvan dit jaar aan mijn collega's in de andere diensten over, maar noem het nu toch even. Want het is opvallend dat Paulus in het gedeelte uit Efeze dat we gelezen hebben telkens naar Christus verwijst: in de Here vraagt hij om respect, gehoorzaamheid, loyaliteit. Als wij dit vijfde gebod horen, dan horen we het uit de mond van onze Heiland. En laten we het maar bedenken: Hij weet wat onrecht lijden is, Hij weet wat het is om respect op te brengen en te tonen voor mensen die er weinig van terecht brengen, Hij weet wat gerechtelijke dwalingen zijn, zelfs wat gerechtelijke moord is. Maar Hij heeft er nooit zijn gehoorzaamheid aan dit gebod om opgezegd. Dat zal er wel wat mee te maken hebben dat de Here Jezus niet zo'n hoge dunk van zichzelf had als wij meestal hebben. En dat terwijl Hij de enige was die werkelijk een hoge pet van zichzelf op mocht hebben ...
Respect, omdat het om levensverbanden gaat, dat vraagt God van ons in dit gebod. En dat woord groeit en groeit met ons mee, het neemt zijn eigen kleur aan in ons eigen leven, tegenover onze ouders, tegenover politie, leraren, ambtsdragers, overheidspersonen, besturen, werkgevers, en zo voort. Wie respect toont, wie heel concreet zijn loyaliteit vormt geeft, ook als hij kritiek heeft of kritiek geeft, die zal merken dat het in al die dingen werkelijk om levensverbanden gaat. Want we staan niet op onszelf, we leven van al die verbanden. Wie zich er van losmaakt zaagt de tak door waar hij zelf op zit. En dat wil God niet. Hij wil dat we leven, werkelijk leven, niet als eenlingen, want dat is geen leven, maar als mensen, in al die verbanden. En daarom vraagt Hij respect in dit woord, dit goddelijk woord, dat uitgegroeid is tot een grote boom, weids en indrukwekkend, maar: een levensboom. Amen.