Heidelbergse Catechismus, zondag 42

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Liedboek gezang 350
lezen Deuteronomium 15:1-11
Psalm 41,1.5
Zondag 42
Gezang 3
Psalm 68,8.11.13

Loenen-Abcoude 01/11/00
Utrecht-NW 08/12/02

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Dat had u misschien al wel verwacht: zondag 42 vanavond. Telkens als de gang van het jaar en de gang van de catechismus elkaar op een leuke manier kruisen, kan ik het niet laten de combinatie dan ook maar expliciet te leggen.

Dankdag, het moment waarop we in de kerk expres stil staan bij wat de Here God ons in de afgelopen tijd gegeven heeft, de dag waarop we samen onze zegeningen tellen - dankdag vormt een heel passende achtergrond van dit verbod: u mag niet stelen. Dat zie je zodra je je realiseert wanneer dit gebod gegeven is. Op de Sinaï, kort na de uittocht uit Egypte: Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, bevrijd heb. En hoe was dat ook al weer gegaan? En waarheen was Israël op weg? Naar een rijk land, een land van overvloed.

Als je dat concreet je voorstelt zie je vanzelf dat dit verbod altijd een dankdag-setting had. De Israëliet die hier hoorde zeggen: niet stelen, mocht zich ook horen zeggen: kijk maar in je tent, kijk maar naar die gouden ringen die je uit Egypte hebt meegekregen, kijk maar naar die kostbare stoffen, die dieren, dat Egyptische geld dat in je portemonnee zit: heb Ik je niet rijk gemaakt? En net zo goed: kijk maar waar je naar toe gaat: geef Ik je niet een rijk land, waar je meer dan genoeg zult hebben van alles? Daarom: u mag niet stelen, want dat is een klap in het gezicht van deze God, die je rijk gemaakt heeft. Dat is met de daad zeggen: u hebt ons niet genoeg gegeven, ik wil meer.

En nog op een andere manier kun je zien dat dit verbod en dankdag met elkaar te maken hebben. Dan moet je letten op hoe de Here God hier onze ogen en onze gedachten richt. Wat gebeurt er bij stelen? (in het groot of in het klein, dat maakt niet uit). Je richt je aandacht op, je kijkt naar wat een ander heeft en wat jij niet hebt. En dan komt de gedachte op, dat jij dat wilt hebben. Een plan wordt geboren en een misdaad gepleegd. Maar dat begon allemaal met dat je keek, dat je je richtte op wat een ander heeft en wat jij niet hebt.

En nu zegt de Here God: dat mag niet, dat is niet goed, dat wil Ik niet. Nou, wat wil de Here God dan wèl? Keer het maar om: dat wij kijken naar, ons richten op wat wij wèl hebben, en dat wij letten op wat een ander niet heeft. Dat is precies de omgekeerde beweging. Het goede leven voor God begint wat dit betreft bij kijken naar wat Hij je gegeven heeft, wat je wèl hebt, wat dat ook is, veel of misschien wel weinig, dat maakt niet uit. Je hebt het wèl, en je hebt het van God gekregen. Leven naar dit gebod begint met serieuze dankbaarheid voor Gods zorg voor jou. Nou, geen betere setting daarvoor dan een dankdag als vandaag.

Omgekeerd denk ik dat we er vanavond ook echt iets aan hebben om bij dit gebod stil te staan. Denk nog maar even aan wat ik net zei over hoe de Here God wil dat wij kijken, en ons richten op dingen. God wil dat wij letten op wat wij wèl hebben en op wat een ander niet heeft. Dank aan God wordt concreet in delen met elkaar. Dat is ook wat we in zondag 42 gelezen hebben: God gebiedt dat ik het welzijn van mijn naaste bevorder, dat ik de behoeftige help. Als je heel dit gebod positief in één zin wilt samenvatten kun je dat bijvoorbeeld doen met: ondersteun elkaar.

Die herinnering kunnen we op dankdag, lijkt me, best gebruiken. Anders krijgt het toch zomaar iets van: dank u wel, God, dat wij het zo goed hebben. Punt. En dan blijven we alleen maar gericht op wat wij hèbben. Dat zou een egoïstische dankdag worden. En als iemand wil weten hoe de Here God daar over denkt, lees Jesaja 1: Hij walgt er van, verafschuwt het, luistert niet naar bidden, doet zijn ogen en oren erbij dicht. Dank aan God wordt concreet in delen met elkaar. Eigendom waar niet van gedeeld wordt is diefstal. Een echte dankdag loopt uit op een echt besef: ondersteun elkaar.


Wat mij zo boeit in dit soort samenvattingen van de geboden is, dat ze vanzelf een appèl doen op je creativiteit. Kijk es rond in je eigen leven, let op wat je zelf gekregen heb, en kijk dan om je heen: wat kun je ermee? Wie kun je er mee steunen, op wat voor manier dan ook. Daarmee raken we voorgoed uit die benauwde sfeer van alles wat er wel niet verboden is, dit mag niet en dat mag niet, dit moet en dat is voorschrift. Kijk zelf uit je ogen, denk goed na, en ondersteun elkaar. Echte dankbaarheid maakt creatief.

Dan gaat het dus over veel meer dan over de vraag of wij van onze overvloed iets, veel, weinig, weg moeten geven. Het gaat over wat wij met ons bezit, met onze tijd, met onze energie, met alles waar we over beschikken kunnen, kunnen doen voor anderen. Kijk, dan gaat het zomaar ook over vrijwilligerswerk, over tijd vrijmaken voor vereniging, over het delen van kennis en ervaring, over je inzetten in organisaties, over een tijdje voor niks in het buitenland gaan helpen, over gratis adviezen geven waar je ook geld mee zou kunnen verdienen, over het opzetten van een gespreksgroep, over, nou ja, kijk zelf maar rond in je eigen leven.

En je zult zien, dat alles begint bij echte dankbaarheid aan God. Het begint bij zien hoe God voor jou zelf zorgt. Dat heb je nu. Dat heb je nu bereikt. Moet dat meer? Moet je echt zo nodig hoger op? Dan heb je geen tijd. Dan heb je geen geld. Dat is dan nodig voor je eigen spaarrekening of beleggingsportefuille. En kun je God dan vanavond onverdeeld danken? Of betekent je dank dan eigenlijk iets als: nou, Heer, dit is een leuk begin, maar U moet nog wel even met iets meer over de brug komen voor ik tevreden ben.

Wat dit betreft blijft het eigenlijk altijd hetzelfde, hoe oud je ook bent. Stel, je hebt een rijksdaalder zakgeld in de week, maar je vindt dat eigenlijk veel te weinig. Je kijkt om je heen en in de klas zijn er die wel 7,50 krijgen. Dan is een riks maar niks. Kun je dan vanavond de Here God echt danken, dat jij iedere week die rijksdaalder krijgt? Dat wordt dan vanzelf iets als danken voor eten dat je vies vindt. Dat lukt niet echt. En delen? Een ander van die rijksdaalder nog eens iets geven? Ook lastig. Erg creatief wordt je er ook niet van, of het zou die slechte creativiteit moeten zijn van mensen die op alle mogelijke manieren proberen meer te krijgen: stelen, liegen, zogenaamd iets vinden, dingen achterhouden, noem maar op.

De Here God geeft ons zijn gaven, ieder persoonlijk, en zegt dan: ondersteun elkaar, zoals Ik jullie ondersteun. Leer dat van Mij. Dan moet je dus eerst eens goed kijken naar wat je wèl hebt. En wat kun je dan? zelfs met een riks in de week? Verzin dat maar zelf. Gods geboden doen een appèl op onze eigen creativiteit.


Ondersteun elkaar. Er is nog iets wat daarbij hoort. God doet daarin, denk ik, ook een appèl op onze eigen verantwoordelijkheid. Denk na over hoe je elkaar echt goed ondersteunen kunt. Om daar een voorbeeld van te geven heb ik net dat stukje Deuteronomium gelezen. Dat is eigenlijk een heel opvallend stukje. Het gaat over het sabbatsjaar en over armen. En als het over armen gaat, denken wij snel aan géven. Een arme, iemand die niets of heel weinig heeft, die geef je iets. Maar daar gaat het hier in Deuteronomium niet over. Hier gaat het over lenen. Lenen, en dan niet op rente, maar gewoon, te leen geven zonder vergoeding. In het verband betekent zelfs dat geven in vers 10 niet anders dan dat: te leen geven.

Daar klinkt in Deuteronomium heel de Israëlitische samenleving van destijds in mee. Het gaat vooral om het lenen van zaaigoed door rijke boeren aan arme boeren. Van de oogst konden ze dan het geleende weer teruggeven. Maar als de oogst mislukte, ja, dan hadden ze niks om terug te geven. En dan moest het zevende jaar ook de grond nog braak blijven liggen. Nou, dan kon het best eens gebeuren dat je na zeven jaar echt schuld had opgebouwd. Daarvan zegt de Here dan dat de Israëlieten die schuld aan hun broeders moesten kwijtschelden. Een nieuw begin met schone lei. De uitzondering voor vreemdelingen past hier overigens goed bij: die hoefden hun land het zevende jaar ook niet braak laten liggen, en kónden dus betalen.

Maar hoe dat ook zij. Het gaat me nu even om dat punt: hier wordt aan armen niet gegeven, maar geleend. Dat is een heel slim punt. Want heel vaak ondersteun je elkaar niet werkelijk door gewoon geld of iets anders te geven. Dat is dan vervolgens snel weer op en aan de situatie verandert niet. In geven zit bovendien snel iets heel vernederends, iets van: jij daar beneden, ik werp jou een aalmoes toe. Lenen, dat betekent hier ook: een appèl op die ander doen dat hij er nu wèl iets van gaat maken en hem daar de mogelijkheden voor geven.

Het lijkt me dat de Here ons daar ook iets mee leert: dat we best mogen nadenken over hoe we elkaar dan het beste ondersteunen. Dat geldt voor hulp aan armen, aan arme landen of arme broeders en zusters (uiteindelijk zijn die er niet bij gebaat dat wij onze overvloed daar dumpen, maar ondersteun je hen veel meer door hun mogelijkheden te bieden zelf hun lot te verbeteren). Maar het geldt ook heel dichtbij huis. Als iemand bij je aanklopt om hulp, uit de buurt, uit de gemeente, denk er dan eens rustig over na hoe je die ander echt kunt ondersteunen. Wanneer je maar gewoon geeft, geld, aandacht, tijd, energie, maak je die ander afhankelijk van jou en op den duur houd je het niet vol. Als je alle acceptgiro's maar in zou vullen werd je niet alleen zelf arm, maar had je je geld ook vergooid aan allerlei nutteloze acties of organisaties die zich mooier voordoen dan ze zijn. Denk na. Ondersteun elkaar, dat doet ook een appèl op je verantwoordelijkheid.


Goed, het leek me dat het geen kwaad kon ons vanavond te realiseren dat we die zelfde God gaan bedanken voor zijn gaven, die ook gezegd heeft: ondersteun elkaar. De God die zijn gaven geeft, geeft ze ons niet voor niets, en zeker niet om zelf op te gebruiken. Dank die niet concreet wordt in delen is Hem niets waard. Hij wil ons niet zien cirkelen om onszelf, maar juist als open, creatieve en verantwoordelijke mensen bezig zien. Kijk es naar wat je zelf gekregen hebt en dan naar wat anderen níet hebben, precies andersom als anders. Wat kun je doen? Hoe doe je dat goed? Een mooie uitdaging. Past bij de God die geeft, mild, overvloedig, eenvoudigweg, zonder verwijt. Amen.


<<<