Heidelbergse Catechismus, zondag 44b

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 119,1-3
lezen Romeinen 8:1-17
Psalm 19,3
Zondag 44b
Psalm 19,4
Psalm 86,3
Psalm 119,63-66

Loenen-Abcoude 15/06/97

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Vanmiddag wil ik graag, met de catechismus, even met u terugkijken op de behandeling van de tien geboden, de afgelopen maanden. De laatste twee vragen en antwoorden van zondag 44 stimuleren ons daartoe. Die evalueren als het ware de complete reeks zondagen vanaf zondag 34. De vraag komt op tafel: wat is het nu waard? wat levert het op? En de vraag volgt: waarom doet God dit allemaal zo? Zo'n evaluatie is belangrijk en verdient het om eens helemaal apart aan de orde te komen.

Dat we zo'n evaluatie eens in de kerk samen doen, is vooral belangrijk omdat wij er zelf in ons dagelijks leven ook telkens weer mee bezig zijn. Iedere avond, bij ons regelmatig gebed, evalueren we ons leven, iedere zondag, na het lezen van de tien geboden, evalueren we ons bestaan van de week ervoor. Hoe doen we dat dan? Het zou mij niet verbazen als daar regelmatig toch een gevoel van teleurstelling en berusting de boventoon bij voert. Het was weer niet veel en het zal ook wel nooit veel worden. Wij zijn als gereformeerden over het algemeen niet zo optimistisch over wat wij van de dienst van God in de praktijk van ons leven terecht brengen.

Ik heb het gevoel dat deze tweede helft van zondag 44 in de loop der eeuwen ons dat voor een heel groot deel geleerd heeft. Maar kunnen zij die tot God bekeerd zijn deze geboden volbrengen? Nee. En dan geen komma, maar een punt, en een pauze, en dan een verzuchting over de allerheiligsten - en nou, als één ding duidelijk is, dan is dat dat wij niet van die allerheiligsten zijn. Bij ons zal het wel nooit veel worden. En daar kun je een zwartkijker van worden, die overal heel zwaar aan tilt. Maar van hetzelfde gevoel kun je ook oppervlakkig worden: nou ja, wat maakt het ook uit, de Here Jezus is er goed voor. En dan wordt de genade goedkoop, en het evangelie een stoplap.

Tegelijk houd ik het er op dat op deze manier zondag 44 helemaal niet begrepen wordt. Als er van Gods geboden toch niks terecht kwam bij ons, dan zou Hij zichzelf eigenlijk alleen maar belachelijk gemaakt hebben toen Hij ze aan ons gaf. Natuurlijk komt er in het leven van christenen iets terecht van het nieuwe leven dat God ons geven wil. Als er niks van terecht komt staat de vraag keihard in je leven of je überhaupt wel een christen bent, gereformeerd of niet. Nee, zondag 44 wil ons niet pessimistisch maken, hij wil ons juist nuchterheid en eerlijkheid leren. Nuchterheid: want er is een begin, en er is vernieuwing door de Heilige Geest naar het beeld van God. En eerlijkheid: er is hier geen volmaaktheid, want we blijven ook zondaars.


Nuchterheid: want er is een begin. Daarmee heb ik het over vraag en antwoord 114. Ik heb hier al vaker gezegd dat ik heel ongelukkig ben met de manier waarop bij de laatste modernisering vraag 114 is weergegeven. Het gaat de catechismus er namelijk niet om of wij, als we tot God bekeerd zijn, deze geboden kunnen houden of doen (zo begrijpen wij haast automatisch dat 'volbrengen'), maar het gaat er om of wij deze geboden volkomen kunnen houden of doen. 'Volkomenlijk houden' stond er vroeger, meen ik. En dán is het antwoord: nee, niet volkomen, maar er is wel een begin. En daarbij sluit dan antwoord 115 aan: nee, niet volkomen, want wij zijn mensen met een zondige aard, zondaars uit onszelf, maar er is wel een begin, dankzij de vernieuwing naar het beeld van God door de Heilige Geest.

Daarin is de catechismus een toonbeeld van nuchterheid. En hij is dat expres. Want, net als vandaag de dag, waren er ook toen mensen die meenden dat wij, als we maar goed ons best deden, of als we maar genoeg baden om de Geest, wel degelijk hier al het volmaakte konden bereiken. Soms tref je ze vandaag zomaar op straat, van die mensen die je oproepen om je nu eindelijk eens werkelijk te bekeren, juist als gereformeerde, en die je verzekeren dat je na díe bekering geen zonde meer zult doen. Dat zijn de uitwassen van allerlei evangelische groepen. En die waren er ook al in 1563. Het zijn gevaarlijk overspannen types, die mensen lasten opleggen die ze zelf niet kunnen dragen.

Maar nu reageert de catechismus niet met een soort van pessimisme, zo van: zet dat maar uit je hoofd, je brengt er in dit leven toch niks van terecht. Werkelijke gereformeerden leven niet uit een reactiehouding. De catechismus reageert juist heel nuchter: doe nou even kalm aan: er is een begin, maar stel je niet aan alsof we hier de volmaaktheid al hadden. Dat is ont-spannend, tegenover over-spanning. Maar het maakt niet negatief. Wie 's avonds zijn leven evalueert in de stijl van de catechismus, die vindt, als het goed is, als hij geen heel slechte dag heeft gehad, wel degelijk dat begin in zijn leven terug.

Wat is dat dan voor begin? Daar moeten we eens even goed naar kijken. Want wij zijn, alweer: als ik me niet vergis, geneigd om ons leven heel sterk te bekijken aan de hand van de bekende tien geboden, zoals die in de twintig vragen en antwoorden hiervoor zijn uitgewerkt. Ook dit gedeelte van de catechismus maakt deel uit van ons gereformeerde collectieve onderbewustzijn. En dat is iets waar wij goed op moeten letten, omdat het iets goeds is dat heel gevaarlijke kanten heeft.

Want wij hebben in de tien geboden niet een soort recept voor goed gedrag, of, omgekeerd, een soort checklist, die wij langs kunnen lopen om te zien welke regels wij al dan niet overtreden hebben. Dan zou dat begin van nieuw leven iets zijn als dat er steeds minder vinkjes komen te staan bij regels die wij overtreden hebben, of dat wij kunnen constateren dat we steeds minder sub-regels onder gebod zoveel overtreden. Zo te werk gaan zou voor een christen verschrikkelijk oppervlakkig zijn. Wij leiden als christenen geen regel-geleid leven. En God behandelt ons ook niet als computers die Hij door middel van opdracht-regels in een programma allerlei dingen wil laten doen, maar die dan zo slecht functioneren dat er telkens fouten optreden.

Nee, het gaat in de tien geboden om iets anders. Dat geldt meteen al voor de tien geboden zelf, zoals God die op de Sinaï gaf. Ik heb er al wel vaker aandacht voor gevraagd, dat dat eigenlijk allemaal ver-boden zijn. En het typische van ver-boden is, dat ze niet voorschrijven wat je moet doen, maar dat juist open laten. Binnen de grenzen van het ver-bod moet je zelf positief uitwerken wat je te doen staat. En dat laat zien dat het er maar niet om gaat dat je je aan een aantal regels houdt, maar dat het om je hart, om je zelf gaat. God wil dat wij uit onszelf, van binnen uit, doen wat goed is.

Dat komt nog veel sterker uit in de nieuwtestamentische versies van de verschillende geboden. God wil dat wij ondubbelzinnig voor Hém kiezen, uit onszelf (eerste gebod), Hij wil dat wij Hem serieus nemen zoals Hij is, uit onszelf (tweede gebod), Hij wil dat wij positief en vol dank en lof over Hem spreken, uit onszelf (derde gebod), Hij wil dat wij heel ons leven, met alle tijd en tijdsbesteding daarin, aan Hem wijden, uit onszelf (vierde gebod), Hij wil dat wij, uit onszelf, respect hebben voor de levensverbanden waarin Hij ons geplaatst heeft (vijfde gebod), Hij wil dat wij, uit onszelf, uit zijn op het goede voor onze naaste (zesde gebod), uit onszelf gericht zijn op de integriteit van zijn of haar lichaam (zevende gebod), uit onszelf gericht zijn op delen van ons bezit en op het gebruiken er van in dienst van de komst van Christus (achtste gebod), Hij wil dat wij uit onszelf bijdragen aan de eer en goede naam van onze naaste (negende gebod), ja dat wij hem liefhebben als onszelf (tiende gebod).

Ziet u, dat is nu juist het typische van de tien geboden, dat zij van zichzelf afwijzen naar ons zelf, naar ons hart, en ons eigenlijk allemaal leren: je zou uit jezelf moeten doen wat goed is. En dat is dan ook het enorm opvallende bij de Here Jezus. In heel zijn leven valt het ons telkens weer op: Hij doet uit zichzelf wat goed is. Hij heeft al lang gedaan wat God wil, vóórdat de wet Hem dat gezegd heeft. Hij leeft uit die liefde en die trouw die de geboden ons nog eens extra op het hart binden. Maar Híj leeft uit zichzelf daaruit.


Goed, nu terug naar die vraag: wat is dat dan voor een begin van nieuw leven, dat wij bij ons zelf mogen ontdekken als we bij Christus horen? Nou, dat is precies een begin hiervan, dat ook wij uit onszelf gaan doen wat de wet gebied. Dat is wat de profeten onder het oude verbond geprofeteerd hebben, toen ze zeiden dat God onder een nieuw verbond zijn wet in het hart zou schrijven. In het hart, dat betekent: je gaat uit jezelf doen wat de wet wil. En die profetie vervult de Here God in het nieuwe verbond door zijn Heilige Geest. Daarvan hebben we gelezen in Romeinen 8: de eis van de wet, wat de wet wil, die wordt vervuld in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.

Ziet u, het gaat er dus helemaal niet om, dat wij nu op de een of andere manier heel goed en sterk en zelfstandig worden. Nee, het gaat echt om de genade van de Heilige Geest, om steeds meer naar het beeld van God vernieuwd te worden. Maar die Geest bezielt ons. Het is geen Geest van regels en geboden, maar een Geest die van veel dieper uit werkt, van binnen uit. En de sporen van die Geest vindt ieder christen in zijn of haar leven. Zo niet, dan zijn er echt grote problemen: Wie de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe, zegt Paulus dan. Maar zo wel, dan kun je ook, aan het eind van de dag bijvoorbeeld, zien waar Hij je heeft bezield, en constateren, tot je eigen verbazing, dat je uit jezelf hebt gedaan wat goed is.

Naar die diepte van het 'door de Geest uit onszelf' wil het Nieuwe Testament steeds met ons afsteken. Daar gaat het in alles om. Het is niet voor niets zo dat de tien geboden als zodanig in het Nieuwe Testament niet meer terugkomen, en dat het Nieuwe Testament ook geen nieuwe reeks van tien of twintig of hoeveel dan ook geboden geeft. Nee, ik bedoel niet dat de tien geboden vervallen, ik bedoel zelfs niet dat er allerlei andere geboden uit het Oude Testament vervallen. Dat is een misverstand dat heel veel voorkomt, dat allerlei zogenaamde ceremoniële of burgerlijke regels uit het Oude Testament niet meer zouden gelden. Alles blijft spreken, en tot het kleinste détail heeft het ons iets te zeggen. Alleen: álles wordt nu van binnenuit doorlicht door het werk van de Heilige Geest. En van álles geldt: als je wandelt door de Geest, dan wordt héél de wet vervuld (niet alleen de tien geboden, heel de wet).

Maar als het gaat om de vraag: waarom doe je iets? of waarom laat je iets? dan is in het Nieuwe Testament nooit het antwoord: omdat God dat geboden heeft. Punt. Telkens is het antwoord, in wat voor vorm dan ook: omdat de Here Jezus ons dat geleerd heeft en omdat Hij ons bezielt door zijn Geest. Hij heeft ons geleerd lief te hebben, blij te zijn, geduldig, goed, trouw en zachtmoedig en onszelf te beheersen, en het zijn de vruchten van zijn Geest. En als we daarnaar leven, kijk, zowaar, dan hebben we meteen ook de wet vervuld, veel dieper, en veel omvattender dan we het ooit zouden kunnen op basis van regels en voorschriften. Nu, om een begin dáárvan gaat het. En wie een christen is, wie van de Here Jezus houdt, die ziet het in zijn leven. Nee, niet volmaakt, maar wel nuchter.


En eerlijk, nietwaar. Want zolang wij hier leven blijven we ook zondaars. En daar lopen we op deze manier juist des te harder tegen aan. Wie naar de wet kijkt als een verzameling regels, die kan zich aan de kracht van de wet nog wel onttrekken. Ik zei daarnet al. Zwaarmoedigheid en oppervlakkigheid liggen niet zo ver uit elkaar. Maar wie met het Nieuwe Testament afsteekt naar de diepte van zijn leven, die ziet pas echt waar de problemen liggen. Die liggen er niet in dat wij fouten maken of regels overtreden, die liggen in ons zelf, in ons hart, in ons egoïstische en op onszelf gerichte hart.

Daar gaat het om bij het 'onze zondige aard steeds meer leren kennen'. Die leer je niet kennen aan de hand van een checklist of een recept. Als het alleen om regels ging zou je altijd nog kunnen zeggen: ja ik heb het geprobeerd, maar het is niet gelukt. Nu gaat het om uit jezelf doen wat goed is, en blijkt: wij doen uit onszelf wat kwaad is. Dat is het probleem van ons leven.

En het is net daarom, dat er nooit iemand op aarde zal kunnen zeggen: ik heb de wet niet meer nodig, ik doe al helemaal vanzelf wat moet gebeuren. Dat is niet eerlijk. Wij hebben en wij blijven de wet nodig hebben, precies zo als hij altijd al is gegeven: als een hek, een veiligheidsgordel, een begrenzing. Wij moeten in de hand gehouden worden.

Ja, maar laten we goed in de gaten houden: wij worden niet in de hand gehouden met 'regels', maar wij worden in de hand gehouden door een wet die in de diepte afsteekt. God laat de wet 'zo scherp' prediken, en dat slaat terug op vraag en antwoord 113: de 'scherpte' zit hem niet in de regels, maar in de diepte: het gaat om ons hart.


Goed, wat zien we dus in deze evaluatie? Nou, dat de tien geboden ons leven openleggen precies zoals het is. Eerlijk. En dat betekent vandaag de dag: als een leven dat bestaat uit Geest èn vlees, oude èn nieuwe mens. Dat zullen we dan ook altijd zien, als we ons eigen leven evalueren, zo 's avonds, of 's zondags in de kerk. Het is niet allemaal goud wat er blinkt, maar het is ook niet allemaal zonde dat er stinkt. Maar wat er blinkt, is er door de genade van de Heilige Geest. En het wil ons stimuleren om het vol te houden en te groeien, en vooral, om uit te zien naar de dag van onze Heer, als alles blinken zal in een eeuwigheid van genade en vernieuwing. Indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden opgewekt heeft in u woont, dan zal Hij die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door zijn Geest, die in u woont. Amen.


<<<