Matteüs 9:13

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Gezang 12,1.2
lezen Lucas 2:1-7
Gezang 12,3-5
lezen Matteüs 1:18-25
Gezang 12,6-8
lezen Matteüs 9:1-13
tekst Matteüs 9:13
Gezang 8,1.4
openbare geloofsbelijdenis
Gezang 4
Psalm 41,1.5

Loenen-Abcoude 25/12/95
zie ook de latere preek over Matteüs 9:12-13
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


’Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaren’ - daar moet je nu wel dominee voor zijn, om zo’n tekst voor een kerstdienst uit te kiezen. Dominees moeten altijd over zonde zeuren. Dat is hun werk, waar ze voor betaald worden. Als je eens een keer lekker onbezorgd blij wilt zijn, feest vieren en lekker eten, omdat de langste nacht weer geweest is en er hopelijk weer een goed jaar aankomt, vraag dan alsjeblieft geen dominees of dergelijke lieden. Ze benemen je de eetlust. - Misschien. Het komt me zo voor, dat in het gedeelte dat we gelezen hebben in het huis van Matteüs de tollenaar goed gegeten is. Er was feest - omdat Jezus er was, Jezus, die een zondaar had geroepen en gered.

En - om maar gelijk even door te gaan - zo willen wij vandaag in de kerk ook kerstfeest vieren, omdat Jezus is gekomen, diezelfde Jezus als hier, die gekomen is om zondaren te roepen en te redden. Wat er ook van kerst geworden is in Nederland anno 1995, kerst heet nog steeds ’Christus-feest’. Het is Jezus’ geboortedag. Laten we Hem dan ook in de ogen zien. En ik hoop dat er vervolgens goed gegeten wordt. Die vreugde heeft Christus wel aan ons verdiend: kijk maar naar Matteüs. Goed, dat is allemaal kort gezegd. Er valt wel het een en ander meer van te zeggen. Maar waar het om gaat is dit: Kerst is feest - voor zondaren.


Laten wij ons eens wat meer voorstellen van dit alternatieve kerstverhaal: Stel, je bent boer, en het land waar je woont is bezet gebied. Soldaten uit een ander land maken de dienst uit. En dat is niet alles waar je aan merkt dat je geen baas in eigen huis bent. Aan de ingang van de stad of het dorp waar je woont is een kantoortje. En iedere keer als jij van je land komt met je wagen vol graan of fruit of druiven, of wat dan ook, word je bij dat kantoortje staande gehouden. Hebt u nog wat aan te geven?, vragen ze. Nou ja, ontkennen helpt niet. En je laat je manden met appels zien. Erg best zijn ze niet, dit jaar. Veel meer dan een kwartje de kilo zullen ze niet opbrengen. Eén van de beambten bekijkt je manden. ’Nou, meneer, ’t zijn beste appels dit jaar. Twee kwartjes de kilo doen ze vast wel. Betaalt u maar twintig cent de kilo’. Daar was je al bang voor. Je probeert nog wat tegen te sputteren, laat wat beurse plekken zien en zo, maar veel levert het niet op. Met een zwaar kreunende portemonnee kom je thuis, mopperend en scheldend op die dieven en rovers van de belastingen. Pooiers zijn het, die over de ruggen van hard werkende mensen rijk proberen te worden.


Dat was ongeveer wat een hardwerkende boer in Palestina in de tijd van Jezus zou kunnen overkomen als hij langs het tolkantoor van Matteüs de tollenaar was gekomen. De Romeinen hadden een slim systeem van belastingen innen. Een groot deel van de belasting hadden ze uitbesteed aan zogenaamde tollenaars. Die betaalden van tevoren een bepaald bedrag aan de Romeinen en zorgden dan dat ze dat terugkregen bij de mensen die belasting moesten betalen - en liefst wat meer ook: er werd behoorlijk winst gemaakt met deze praktijken. Het ging hier in de meeste gevallen inderdaad om door de staat beschermde dieven en rovers. Ieder fatsoenlijk mens had een afkeer van en een hekel aan ze. Het was uitschot van de samenleving, beschermd door de Romeinen maar door iedereen gemeden.


Even later kan diezelfde hardwerkende boer zien, dat er in het huis van die Matteüs een grote maaltijd wordt gehouden. ’Hm, patsers, kunnen ze wel, van ons geld’. Dan kijkt hij nog eens, en herkent het bezoek: Jezus en zijn leerlingen, en nog meer tollenaars, en wie ziet hij daar nog meer? Is dat niet die dief, die ze onlangs opgepakt hadden? En dat is die zwerver, met zijn hondje, die altijd zo stiekem kijkt, alsof hij wat op z’n kerfstok heeft. En die vrouw? Hij weet zeker dat hij haar kent. Ja, die woont in dat huisje verderop, waar ’s avonds nog wel eens bezoek is, vreemde mannen uit het volgende dorp. Zijn mond zakt ervan open. Wat is dat voor vreemd gezelschap?


Kerst is het feest waarop we dat vreemde gezelschap vieren. Het is het feest van Jezus, diezelfde Jezus: ’Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars’. Kerst is niet zomaar een feest. Het is net zo tegendraads als Jezus zelf is. Laten we het ons maar goed realiseren hoe vreemd het is als wij ons kerstfeest vieren in ons eigen fatsoenlijke huis, met ons eigen gezinnetje en wat vrienden, of in onze eigen fatsoenlijke kerk, die zoveel meer weg heeft van de plaatselijke afdeling van de Rotary-club dan van een buurthuis waar ook dat uitschot kan binnenlopen. Kerst is niet het feest van de christenen, of van de kerk, maar van Jezus.


En daar moeten wij, als zo graag fatsoenlijke mensen, maar eens goed over nadenken. Wij kunnen ons die vraag van die Farizeeën wel voorstellen. Farizeeën waren erg fatsoenlijke mensen. Ze lijken soms verdacht veel op kerkmensen. Ze wisten wel wat ze aan dat gezelschap hadden: zondaars waren het, allemaal, slecht volk, kon je maar beter niets mee te maken hebben. Moesten zich eerst maar eens bekeren, zich wassen, een fatsoenlijk pak aantrekken en regelmatig in de kerk komen. Ja, wat doet die Jezus daar eigenlijk? Waarom eet Hij met die slechte mensen, alsof Hij hun vriend is? ’Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke wel. Ga heen, u moet maar eens leren wat dit zeggen wil: Ontferming wil Ik en geen offer. Want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.’


Juist de fatsoenlijke mensen krijgen te horen dat Jezus is gekomen om zondaren te roepen, en geen rechtvaardigen. De zondaren krijgen dat niet te horen, die hadden dat al gemerkt: toen Jezus langs dat tolkantoor kwam had Hij er één geroepen met zoveel woorden: Matteüs, volg Mij! Maar de fatsoenlijke mensen - nietwaar, zoals wij zo graag zijn - die krijgen dat te horen: ’Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars’. Zij - wij - moeten daar over nadenken. Het is Jezus’ eigen kerstboodschap: Ik ben gekomen om zondaars te roepen. Kerst is feest - voor zondaren.


Ook voor fatsoenlijke zondaren. Want u voelt natuurlijk al lang aan waar Jezus hier heen wil. Hij suggereert overduidelijk aan deze Farizeeën, die fatsoenlijke mensen, aan ons dus ook..., dat Hij ook hen komt roepen - als zondaren. Hen - ons - net zo goed. Nee, Jezus bedoelt niet - wat sommige mensen er wel eens van maken - dat alle mensen even slecht zijn, dat het niet uitmaakt of je ooit vroeger eens een tarwebiscuitje van je moeder hebt gejat of dat je een lieve duit hebt verdiend aan het maken van kinderporno. Natuurlijk maakt dat uit. Alleen is dat niet zo belangrijk hier. Want Jezus bedoelt iets heel anders. Hij wil ons juist afleren onszelf in onze slechtheid te vergelijken met andere mensen. Want dan komen we er altijd goed af. Er is altijd wel iemand te vinden die nog slechter is dan wij, die nog meer mislukt is, die nog vaker heeft misgetast. Als Jezus juist tegen fatsoenlijke mensen zegt: ’Ik ben gekomen om zondaars te roepen, ook jou!’, dan wil Hij ons aan het nadenken krijgen over onze eigen troubles. Niet wat anderen allemaal hebben gedaan (al is het een balk in hun oog) is hier belangrijk, maar wat wij zelf allemaal hebben gedaan of niet gedaan (al is het een splinter, daarmee vergeleken). Jezus komt oog in oog met ons zelf staan: ons komt Hij roepen.


Laten we daar op kerst nu eens eerlijk in zijn. Kerst is het feest van de geboorte van déze Jezus, die tot een ieder van ons persoonlijk zegt: ’Ik ben gekomen om zondaars te roepen, ook jou!’. Hij zegt niet: jij bent een dief, of: jij bent een hoer, of: jij bent een egoïst, of wat dan ook. Maar Hij zegt wel: kijk nu eens eerlijk naar je eigen leven, je eigen verleden. Houd op met je vijf maten groter voor te doen dan je bent en realiseer je hoe het is gegaan. Herinner je je ruzies om niks met je vrouw, alleen maar om je af te reageren dat je niet de baan hebt die je hebben wou, en hoe ze je huwelijk hebben verziekt. Herinner je al die uren spijbelen, die je later je carrière hebben gekost. Herinner je hoe je bent uitgevallen tegen die ander, haar hebt gekwetst en geraakt, zodat de verhoudingen nog altijd niet goed zijn. Herinner je hoe je die ander vergeten en verwaarloosd hebt omdat je zo druk was me jezelf. Herinner je hoe verbitterd je bent geworden doordat je ouders je zo weinig aandacht en liefde gaven. Herinner je... en besef: ’Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.’

Ik noem hier zomaar wat voorbeelden. Ik kan niet voor u naar uw eigen leven kijken. Dat moet u zelf doen. Maar ik noem ze bewust (dat doet Jezus ook) en bewust zó: Herinner je... Jezus praat ons geen schuldgevoel aan over zaken waar wij helemaal niet mee hoeven te zitten. Dat soort minderwaardige praktijken heeft Hij niet. Nee, Hij wil ons laten zien waar wij wel degelijk mee zitten, of we het nu willen weten of niet. Hij praat ons maar geen ziekten aan, om ons dan met wat elixers genezen te kunnen verklaren, maar Hij wil ons onder ogen laten zien dat we echt ziek zijn, ieder op onze eigen manier, en ons echt genezen, ieder in ons eigen bestaan.


En dat kan best wel eens een pijnlijke operatie zijn. Dat was het bij die Farizeeën duidelijk ook. Want Jezus stuurt hen maar niet naar huis met een algemene boodschap: ’gaan jullie maar eens over jezelf nadenken, jullie zijn ook zo best niet’. Dat is veel te vaag. Nee, Hij noemt hen ook man en paard: ’Ga heen, u moet maar eens leren wat dit zeggen wil: Ontferming wil Ik en geen offer’. Of ze het nu weten willen of niet - en deze mensen wilden dat duidelijk niet weten - daar zit hun probleem, hun probleem dat hun leven vergiftigt en tegelijk dat van de mensen om hen heen: ze hebben geen zorg, geen medelijden, geen ontferming, geen liefde voor andere mensen, voor slechte mensen. Ze zijn heel precies in hun leven voor God: ze brengen precies hun offers, doen hun gebeden, houden zich aan de wetten voor reinheid en onreinheid, kortom ze zijn erg vroom, maar ze houden alleen van mensen die net zo vroom zijn. En anderen moesten zich eerst maar eens bekeren, zich wassen, een fatsoenlijk pak aantrekken en regelmatig in de kerk komen. Ze houden niet van andere mensen.


En o, o, wat lijken die fatsoenlijke Farizeeërs toch op kerkmensen. Is zo’n maaltijd in Matteüs’ huis niet vooral ook daarom voor ons zo moeilijk als kerstmaaltijd voorstelbaar, omdat wij eigenlijk helemaal niet van andere mensen houden? Ik vraag maar. Want toch is kerst het feest van die vreemde maaltijd, van dat vreemde gezelschap in het huis van Matteüs. En of het nu ons kwaad is dat we ons in ons eigen kringetje opsluiten of niet, of het nu ons kwaad is dat we onze eigen angst voor de toekomst op buitenlanders afreageren of niet, of het nu ons kwaad is dat we hard en gefrustreerd zijn, bitter over de anderen om ons heen of niet, toch staan we vandaag op kerst oog in oog met Jezus, en Hij roept ons, ieder van ons persoonlijk: herinner je... jij bent niet de enige die weet wat er in je leven aan de hand is, Ik weet het ook, en toch houd Ik van je: Ik roep jou, jou wil Ik bij Me hebben, jou zelf, niet alleen je positieve eigenschappen, ook je slechte, en je verkeerde daden, en je mislukte projecten, en je gemis, en je geamputeerde gevoel, Ik roep jou, want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.


Ja, en wat wil Hij dan met ons, die Jezus? Wel, kijk maar naar Matteüs: er wordt feest gevierd, gegeten en gedronken in het huis van een tollenaar, een gelegaliseerde dief en rover. Waarom? Wel, omdat Jezus al de schuld, al de verkeerde daden, heel zijn slechte verleden van hem over wil nemen en hem vergeving en een nieuw begin geven. Omdat Jezus, de Mensenzoon, de bevoegdheid heeft om op aarde zonden te vergeven. Jezus is zijn naam, want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden. En met de vergeving begint voor Matteüs, en voor heel dat vreemde gezelschap, het grote feest van de opluchting.


En kom op, zo staat Jezus ook voor ons, vandaag op kerst: Hij roept ons, terwijl Hij weet wat er in ons leven aan de hand is, in ons eigen leven, persoonlijk. En Hij doet, wat ik laatst eens zo treffend bij iemand las, dat ik het u hier graag zo door wil geven. „Stel je voor dat wij elkaar al jaren kennen. Jij komt vaak bij Mij over de vloer, Ik heb je zelfs een sleutel gegeven, zodat je naar believen kunt komen en gaan. Nu heb jij door de jaren heen regelmatig wat gestolen uit mijn huis. Soms waren dat grote dingen, soms kleine. Ik ben nog nooit bij jou thuis geweest - je hebt Me nooit uitgenodigd - maar op een gegeven moment zit je thuis en wordt er op de deur geklopt. Ik ben het. Ik kom voor een rechtstreekse confrontatie met jou. Eenmaal binnen kam Ik het hele huis uit. Ik open kasten, snuffel in laden, voel onder de bedden en na een poosje ligt alles wat je ooit van Me gepikt hebt op een grote hoop tussen ons in. Als laatste pak Ik de pen uit je borstzak en leg die op de grote stapel, ondanks jouw protest dat je die had geleend en dat die dus niet echt meetelde.

Dus daar staan we dan, bij die berg gestolen spullen en jij voelt je lang niet op je gemak. Je weet niet wat Ik ga doen. Zou Ik de politie bellen? Misschien zal Ik je wel slaan...

„Heb je dit allemaal van Mij gestolen?"

Ontkennen heeft totaal geen zin.

„Ja", mompel je, „het spijt me! Wat gaat U nu met me doen?"

„Je vergeven", zeg Ik, „Ik wilde gewoon dat je wist dat Ik het wist. Nu kunnen we opnieuw beginnen."


Die eindeloze opluchting, dat is de vreugde van een christelijk kerstfeest. Want Jezus, Verlosser!, is gekomen niet om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. Daarom is er feest - voor zondaren. Amen.


<<<